Leerjaar 2 VOA Dienstverlening en zorg H3 les 2 Werken bij een schoonmaakbedrijf

Leerjaar 2 VOA Dienstverlening en zorg H3 les 2:
Gevaarsymbolen en de materiaalwagen  
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
VOAVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Leerjaar 2 VOA Dienstverlening en zorg H3 les 2:
Gevaarsymbolen en de materiaalwagen  

Slide 1 - Diapositive

Terugblik: Werken bij een schoonmaakbedrijf
-Je kent het verschil tussen schoonmaakmaterialen en schoonmaakmiddelen
-Je weet dat veiligheid, gezondheid en duurzaamheid voorop staan.

Slide 2 - Diapositive

Doel: Aan het einde van deze les:
-Ken je enkelen gevarensymbolen
-Weet je waarom ze belangrijk zijn
-Weet je hoe je veilig moet werken
-Weet je hoe en wanneer je een materiaalwagen gebruikt

Slide 3 - Diapositive

Gevaarsymbolen
-Gevaarsymbolen staan vaak op schoonmaakmiddelen of andere chemische middelen
-De oranje symbolen zijn oud maar worden nog wel gebruikt
-Vanaf 2015 moet op alle schoonmaakmiddelen een rood-wit symbool staan
-Je moet ze wel allebei kennen.

Slide 4 - Diapositive

De gevarensymbolen maken duidelijk hoe gevaarlijk een middel is.
-Gevaar voor de gezondheid

Slide 5 - Diapositive

Bijtend
bijtende stof

Slide 6 - Diapositive

Giftig
Giftige stof

Slide 7 - Diapositive

ontvlambaar
-Stoffen die gemakkelijk branden

Slide 8 - Diapositive

Ontplofbaar
-Stoffen die zonder zuurstof ook tot ontploffing kunnen komen.

Slide 9 - Diapositive

milieugevaarlijk
Deze stoffen zijn gevaarlijk voor organismen b.v. vissen of bijen.

Slide 10 - Diapositive

materiaalwagen

Slide 11 - Diapositive

materiaalwagen
-Bij het schoonmaken gebruik je vaak een materiaalwagen
-Daar zet je alle schoonmaakmiddelen en materialen op
-Zo kun je gemakkelijk alles meenemen tijdens het werk
-Meestal gebruik je een materiaalwagen samen met een paar collega's

Slide 12 - Diapositive

                                                                                                -blauwe emmer met blauwe werkdoek 6
                                                                                       -rode emmer met witte werkdoek 3
                                                        -een blauwe dweil 4
                                                                               -een fles schoonmaakmiddel 1
                                                            -een stoffer en blik 5
                                                                                           -een blauwe emmer met een mop 7
                                                                                       -een rode emmer met een pers 2

Slide 13 - Diapositive

Wat zie je op de verpakking van een gevaarlijk schoonmaakmiddel? (0,5)
A
De gebruiksaanwijzing en een sticker
B
de gebruiksaanwijzing en een etiket met een symbool

Slide 14 - Quiz

Een emmer met schoonmaakmiddelen mat je nooit buiten leeggooien. Planten en dieren gaan dan dood. Waar is dit een voorbeeld van? veiligheid of duurzaamheid (0,5)

Slide 15 - Question ouverte

Vanaf wanneer moest iedereen de rood-witte symbolen gaan gebruiken? (0,5p)

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent deze afbeelding? (1p)
A
ontplofbaar
B
ontvlambaar
C
milieugevaarlijk
D
giftig

Slide 17 - Quiz

Wat betekent deze afbeelding? (1p)

A
gevaar voor de gezondheid
B
giftig
C
milieugevaarlijk
D
ontplofbaar

Slide 18 - Quiz

Wat betekent deze afbeelding? (1p)

A
gevaar voor de gezondheid
B
bijtend
C
giftig
D
milieugevaarlijk

Slide 19 - Quiz

Wat betekent deze afbeelding?(1p)

A
ontplofbaar
B
bijtend
C
giftig
D
ontvlambaar

Slide 20 - Quiz

Wat betekent deze afbeelding? (1p)

A
ontvlambaar
B
giftig
C
bijtend
D
ontplofbaar

Slide 21 - Quiz

Welke kleur hebben de oude gevarensymbolen? (1p)

Slide 22 - Question ouverte

Waarom neem je een schoonmaakkar mee als je een kantoor gaat schoonmaken? (2p)

Slide 23 - Question ouverte

Waar hebben de gevarensymbolen mee te maken? (0,5)
A
duurzaamheid
B
veiligheid

Slide 24 - Quiz