herhaling

Oefenen en herhalen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenen en herhalen

Slide 1 - Diapositive

Welke 3 kenmerken van cellen worden gebruikt bij het indelen van organismen in 4 rijken?
A
Celkern- Cytoplasma- Bladgroenkorrels
B
Celkern- Celwand – Bladgroenkorrel
C
Cytoplasma – celmembraan – Celwand

Slide 2 - Quiz

Celkenmerken
Celkenmerken:
  • celkern
  • celwand
  • bladgroenkorrels

Slide 3 - Diapositive

In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld?

Slide 4 - Question ouverte

Welke voedingsmiddelen worden gemaakt met behulp van bacteriën en welk met behulp van schimmels?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe planten bacteriën zich voort?
A
sporen
B
deling
C
zaden
D
zij planten zich niet voort

Slide 6 - Quiz

Je ziet een plaatje van een schimmel. Benoem de onderdelen 1 en 3.

Slide 7 - Question ouverte

Bij welk rijk kunnen de organismen bladgroenkorrels in de cellen hebben?
Bij het rijk van de
A
bacterie
B
dieren
C
planten
D
schimmel

Slide 8 - Quiz

Tegen welke schadelijk organismen worden antibiotica zoals penicilline gebruikt?
A
tegen schadelijke bacteriën
B
tegen schadelijke dieren
C
tegen schadelijke planten
D
tegen schadelijke schimmels

Slide 9 - Quiz

Welke kenmerken horen bij sporenplanten?

A
Voortplanting door sporen. Geen bloemen. Wel wortels stengels, bladeren.
B
Voortplanting door sporen, Wel bloemen. Geen wortels, stengels, bladeren.
C
Voortplanting door zaden, Wel bloemen. Geen wortels, stengels, bladeren.
D
Voortplanting door zaden. Geen bloemen. Wel wortels stengels, bladeren.

Slide 10 - Quiz

Het plantenrijk wordt ingedeeld in stammen.
Bij welke stam horen mossen?
A
sporenplanten
B
zaadplanten

Slide 11 - Quiz

Zaadplanten
Zaadplanten hebben allemaal bloemen (en wortels, stengels en bladeren).
Voortplanting:
De zaden in de bloemen kunnen uitgroeien tot vruchten en dan tot nieuwe plant.

                                        

Slide 12 - Diapositive

Sporenplanten
  • Sporenplanten hebben geen bloemen, maar wel wortels , stengels en bladeren. 
  • Voorbeelden van sporenplanten zijn mossen en varens. 
  • De voortplanting van sporenplanten vindt plaats met sporen. Een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan ontstaan. 

Slide 13 - Diapositive

Welke soort zie je op het plaatje hieronder? Hoe plant deze zich voort?

Slide 14 - Question ouverte

Is het dier niet-symmetrisch, tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Niet-symmetrisch.
B
Tweezijdig symmetrisch.
C
Veelzijdig symmetrisch.

Slide 15 - Quiz

Symmetrie
  • Tweezijdig symmetrisch
  • Veelzijdig symmetrisch
  • Niet symmetrisch 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Vertakkingsschema

Slide 18 - Diapositive

Tot welke stam behoort het dier in de afbeelding?
A
Geleedpotigen
B
Neteldieren
C
Weekdieren
D
Wormen

Slide 19 - Quiz

Van welk rijtje dieren horen alle dieren tot de gewervelden?
A
Zee egel – leeuw – schol
B
Worm – adder – ijsvogel.
C
Pinguïn – kikker – paling
D
Pad – aap – kreeft

Slide 20 - Quiz

Welke van onderstaande kenmerken hebben vissen wel en reptielen niet?
A
Ademhaling door kieuwen
B
Koudbloedig zijn
C
Voortplanting door eieren
D
Huidbedekking met schubben

Slide 21 - Quiz

Zadelrobben leven een groot deel van hun leven in zee.
Ze halen adem met longen en zijn warmbloedig.

Bij welke klasse van de gewervelde dieren behoort een zadelrob?
A
bij de amfibieën
B
bij de vissen
C
bij de zoogdieren

Slide 22 - Quiz

Hoe halen de dieren adem? Sleep ze naar het juiste orgaan.
longen
longen en huid
kieuwen
Vis
(volwassen) amfibie
Zoogdier
Vogel
Reptiel

Slide 23 - Question de remorquage

Wat voor skelet heeft het dier?
Sleep het dier naar het juiste vak.
Geen skelet
Inwendig skelet
Uitwendig skelet
Wormen
Neteldieren
Stekelhuidigen
Gewervelden
Geleedpotigen

Slide 24 - Question de remorquage

In Nederland komen veel verschillende soorten
vogels voor. Het verschil tussen vogels is soms moeilijk te zien.
Om toch te weten welke vogel je ziet, is het handig om een determineertabel te gebruiken.
Wat is de naam van de vogel op het plaatje?
afbeeldingen kun je inzoomen,

Slide 25 - Question ouverte

Succes met voorbereiden!

Slide 26 - Diapositive