Les voeding voederbehoefte

H. 6. Voeding

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H. 6. Voeding

Slide 1 - Diapositive

Terugblik vorige les. Welk ras is dit?

Slide 2 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 3 - Question ouverte

Welk dier is dit?

Slide 4 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 5 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 6 - Question ouverte

Welk dier is dit?

Slide 7 - Question ouverte

Welk dier is dit?

Slide 8 - Question ouverte

Welke vis is dit?

Slide 9 - Question ouverte

Welke vogel is dit?

Slide 10 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 11 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 12 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 13 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 14 - Question ouverte

Welk ras is dit?

Slide 15 - Question ouverte

Leerdoel
- Je kunt laten zien dat je op verschillende voerbehoeftes van de volgende dieren kan inspelen: (begrijpen) konijnen, knaagdieren, geiten, niet gedomesticeerde dieren, honden, katten, 
herpeten, geleedpotigen, vogels, vissen, runderen, 
varkens, schapen, kippen en paarden/pony’s. 
(zie diersoorten- en 
rassenlijst van niveau 2) 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Voerbehoefte
Alle diersoorten eigen voerbehoefte. Afhankelijk van verschillende factoren:

- Diersoort                                                           - Prestatie (dekken of gedekt worden, 
- Leeftijd                                                                  drachtig, zogen, werk- en
- Gewicht                                                                 sportprestaties)
- Overig rantsoen                                             - Periode van het jaar
- Kwaliteit van het voer
- Algehele conditie


Slide 18 - Diapositive

Wat is ruwvoer en wat is krachtvoer?

Slide 19 - Carte mentale

Voedingstoffen
Voedermiddelen bestaat uit water en droge stof. Die voedingsstoffen hebben een functie in het lichaam als bouwstof, brandstof en/of beschermende stof. 

Slide 20 - Diapositive

Bouwstoffen
Bouwstoffen zijn nodig om nieuwe cellen te maken. Denk bijvoorbeeld aan jonge dieren, dieren in de groei, zogende en/of drachtige dieren. 
Voorbeelden van bouwstoffen:
- Eiwitten; zijn belangrijke bouwstoffen (plantaardig uit gras, dierlijk uit spieren (vlees) en melk).
- Water; bijna alle voedingstoffen bevatten water, dieren die veel droogvoer eten hebben altijd extra water nodig. 

Slide 21 - Diapositive

Brandstoffen
Een dier beweegt, groeit en blijft op temperatuur. Dat kost allemaal energie, daarvoor hebben ze brandstof nodig. Brandstof bestaat uit koolhydraten en vetten. 
- Koolhydraten zijn suikers en zetmeel, daarvan wordt glucose gemaakt. Glucose zit in zoete producten.  
- Maïzena en bloem bestaan uit zetmeel. Zetmeel zit in aardappels, graanproducten en peulvruchten. 
- Vetten geeft smaak aan voeding en leveren energie. Vetten zit in lijnzaad, grondbonen, kokos, etc.. In vetten zitten vitamine A, D, E en K. 

Slide 22 - Diapositive

Beschermstoffen
Een dier gebruikt beschermende stoffen om processen in het lichaam goed te laten verlopen. Vitamines zijn beschermende stoffen. De bekendste vitamines zijn A, B, C, D, E en K. Vitamines kun je opdelen in twee groepen: 
- In vet oplosbare vitamines (vitamine A, D, E en K)
- In water oplosbare vitamines (overige vitamines). 
Een tekort aan bepaalde vitamines kan ziekte veroorzaken. Als je voedermiddelen en mengvoer/krachtvoer van goede kwaliteit gebruikt, zal een dier niet snel een vitaminetekort opdoen.  

Slide 23 - Diapositive

Overige stoffen
Aan voeding kun je allerlei stoffen toevoegen die geen voedingsstoffen zijn. Voorbeelden zijn:
- Kleurstoffen om het voer een aantrekkelijke kleur te geven. 
- Smaakstoffen om het voer lekkerder te laten smaken. 
- Geurstoffen om het voer lekkerder te laten ruiken. 
- Conserveringsmiddelen om bederf tegen te gaan. 
- Antibiotica (medicijnen) om ziekten te remmen of te voorkomen. (dit is              verboden, maar wordt toch nog steeds gedaan).
- Bindmiddelen om het voer dikker te maken

Slide 24 - Diapositive

Waar bestaan bouwstoffen uit?
A
Eiwitten en water
B
Eiwitten
C
Stenen en cement
D
Stenen

Slide 25 - Quiz

Wat wordt er gemaakt van koolhydraten?
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Glucose
D
Zetmeel

Slide 26 - Quiz

Welke vitamines zijn oplosbaar in vet?
A
A, B, C en K
B
A, D, E en K
C
A, B, C en E
D
B, C, E en K

Slide 27 - Quiz

Wat is de functie van conserveermiddelen in voeding?
A
Zorgt voor een lekkerdere smaak
B
Zorgt voor een lekkere geur
C
Zorgt voor een aantrekkelijke kleur
D
Om bederf tegen te gaan

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Vidéo

Giftige planten in een weiland
- Paardenstaart 


- St. jakobskruid


- Boterbloem

Slide 30 - Diapositive

Giftige planten in tuin, park en bos
- Taxus of venijnboom
- Buxus
- Beuk
- Klaproos
- Varens
- Alle soorten kool 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Drachtige hond
- Eerste 5 weken geen extra voeding
- Na 35e dag langzaam overstappen op eiwitrijke voeding. Per week 10 à 15 % meer voeding tot de bevalling. 
- Voer moet voortdurend beschikbaar zijn of verdeeld worden over 3-4 maaltijden. 
- Vlak voor de bevalling belangrijk om kleine beetjes te voeren. 
- Zorg altijd voor voldoende vers drinkwater!


Slide 33 - Diapositive

Drachtig schaap
- Dekperiode mogen de ooien niet te vet zijn. CS 3-3,5 is goed.
- Ooien die te vet zijn geven minder lammetjes, zijn ze te schraal dan zijn ze niet goed vruchtbaar. 
- Eerste 3 maanden normale weidegang voldoende. 
- Vanaf 3 maanden belangrijk dat conditie gelijk blijft. Neemt het af? Voer dan bij dmv ruwvoer en krachtvoer. 
- Laatste 4 weken krachtvoer bijvoeren. Hoeveelheid hangt af van conditie.
- Na het afspenen de ooien schraler weide. Dit stimuleert groei en bevordert vruchtbaarheid -> flushing.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive