Introductie orvelte

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Introductie Orvelte

Hoe ontstaat het zandlandschap?

- IJstijden -> dekzand

- Vegetatie -> zand blijft liggen

- Geen vegetatie -> zand blijft niet liggen.

Kenmerken van het zandlandschap

- Droog -> water zakt makkelijk naar beneden.

- Onvruchtbaar

- Esdorpen

Afbeelding: heide

Esdorp

- Grond werd bemest.

- De schapen werden verzameld op de brink in de dorpskern.

- Mest samen met heideplaggen werd op de onvruchtbare grond gestrooid zodat het vruchtbaar werd.

- De es wordt steeds hoger.

Veenlandschap

- Veengrond wordt gevormd door plantenresten onder natte, zuurstofarme omstandigheden.

- Uit veen kan turf worden gestoken om te gebruiken als brandstof.

Landschapselementen

Turfopslag

Zwerfkei

Brink

Heide

Verschil bodem en grond

- Bodem = 1,5 diep, bewerkt door de mens.

- Grond = moedermateriaal

Bij het zandlandschap hoort een zandgrond.

Horizonten

O: humus

A: mineralen en organische stof

E: uitspoelingslaag

B: inspoelingslaag

C: moedermateriaal

R: vast gesteente

Bodems die we tegen kunnen komen

- Podzol -> lagen zijn goed te onderscheiden

- Eerd -> dikke donkere hummuslaag

- Vaag -> geen duidelijke lagen

- Veen -> bestaat uit plantenresten

Welke grond kun je herkennen op het plaatje?

1. Veengrond
2. Podzolgrond
3. Vaaggrond
4. Eerdgrond

Welke grond kun je op het plaatje herkennen?

1. Veengrond
2. Vaaggrond
3. Eerdgrond
4. Podzolgrond

Welke grond kun je op het plaatje herkennen?

1. Podzolgrond
2. Vaaggrond
3. Veengrond
4. Eerdgrond

Welke grond kun je op het plaatje herkennen?

1. Vaaggrond
2. Eerdgrond
3. Podzolgrond
4. Veengrond