5.1.2 Je kunt twee eenheden van snelheid benoemen.
5.1.3 Je kunt de snelheid in m/s en km/h naar elkaar omrekenen.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
5.1 Snelheid
5.1.1 Je kunt uitleggen wat snelheid is.
5.1.2 Je kunt twee eenheden van snelheid benoemen.
5.1.3 Je kunt de snelheid in m/s en km/h naar elkaar omrekenen.
Slide 1 - Diapositive
Wat is snelheid precies?
509 km/h!
SSC Tuatara
Slide 2 - Diapositive
De eenheid van snelheid
afstand
symbool: s
meten in kilometer (km)
tijd
symbool: t
meten in uur (h)
Slide 3 - Diapositive
De eenheid van snelheid
De eenheid voor snelheid is kilometer per uur.
Je kunt dit afkorten als km/h.
De betekenis van de afkorting is:
km = kilometer
/ = per
h = uur (in het Engels hour, vandaar de h)
Slide 4 - Diapositive
De eenheid van snelheid
afstand
symbool: s
meten in meter (m)
tijd
symbool: t
meten in seconden (s)
Slide 5 - Diapositive
De eenheid van snelheid
Meter per seconde is ook een eenheid van snelheid.
Meter per seconde kort je af als m/s.
De betekenis van de afkorting is:
m = meter
/ = per
s = seconde
Slide 6 - Diapositive
Snelheid omrekenen
Slide 7 - Diapositive
Voorbeeld 1
Een sprinter rent met 10 m/s.
Hoe groot is zijn snelheid in km/h?
10 m/s = 10 × 3,6 = 36 km/h
De sprinter rent met een snelheid van 36 km/h.
Slide 8 - Diapositive
Voorbeeld 2
Een auto rijdt 90 km/h.
Hoe groot is zijn snelheid in m/s?
90 km/h = 90 : 3,6 = 25 m/s
De auto rijdt 25 m/s.
Slide 9 - Diapositive
Een auto rijdt over de autoweg. Op een bepaald moment is de snelheid 100 kilometer per uur. Als de auto steeds deze snelheid aanhoudt, dan legt hij in een uur 90 kilometer af.
Is deze bewering waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Jonna rijdt op haar fiets. Ze fietst 18 kilometer per uur. Als ze steeds steeds deze snelheid aanhoudt, dan legt zij in een uur 18 kilometer af. Is deze bewering waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
In het verkeer gebruik je voor de snelheid vaak de eenheid kilometer per uur.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
De snelheid in meter per seconde kort je af als m/s.