Herhaling taalverzorging H3 en H4

Herhaling Taalverzorging H3 en H4
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Taalverzorging H3 en H4

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je kunt een onderwerp en een persoonsvorm in een zin benoemen. (H3)

Je kunt een gezegde in de zin benoemen. (H4)

Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden in de zin benoemen. (H3)



Slide 2 - Diapositive

Het onderwerp en de persoonsvorm
Thomas verslaapt zich iedere maandag.
1. Verander de zin van tijd. 
Thomas verliep zich iedere maandag.
De persoonsvorm = verslaapt.
2. Wie of wat verslaapt?
Onderwerp = Thomas. 





Slide 3 - Diapositive

Het gezegde
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. De persoonsvorm hoort hier dus ook bij.

Meike heeft haar slaapkamer helemaal opgeruimd.

Meike had haar slaapkamer helemaal opgeruimd.

Heeft = persoonsvorm. Opgeruimd is ook een werkwoord.
Gezegde = heeft opgeruimd





Slide 4 - Diapositive

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Hoeveel zakgeld heb jij gekregen


Slide 5 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Hoeveel zakgeld heb jij gekregen?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het gezegde in de volgende zin?

Hoeveel zakgeld heb jij gekregen?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

De loting was vrijdag om 13.00 uur.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

De loting was vrijdag om 13.00 uur.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het gezegde in de volgende zin?

De loting was vrijdag om 13.00 uur.

Slide 10 - Question ouverte

Lidwoord 
Je kunt woorden ook indelen in woordsoorten. 

Er bestaan in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. 

Een slaapfeestje

Slide 11 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier plant of ding. 
Bijvoorbeeld: verslaggever, goudvis, roos, feeststemming.

Een naam is ook een zelfstandig naamwoord. 

Slide 12 - Diapositive

Wat is het lidwoord in de volgende zin?

Aanstaande donderdag zijn de leerlingen vrij.

Slide 13 - Question ouverte

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin?

Het hele weekend kijk ik Netflix op de bank.

Slide 14 - Question ouverte

Wat zijn de lidwoorden in de volgende zin?

De site van de school lag er uren uit.

Slide 15 - Question ouverte

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de volgende zin?

Ken jij het borstbeeld van Cristiano Ronaldo?

Slide 16 - Question ouverte

Aan het werk
Je maakt het werkblad in de studiewijzer. Het werkblad staat ook bij het huiswerk van vandaag in Magister. 

Mocht je eerder klaar zijn, dan maak je de oefentoets van hoofdstuk 4. 

Slide 17 - Diapositive