Quiz over taal

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quiz over taal

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel talen worden er gesproken over de hele wereld?
A
500-800
B
4000-5000
C
6000-7000
D
meer dan 10000

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Nederlands is samen met een Duits een ...
A
Romaanse taal
B
Germaanse taal
C
Slavische taal
D
Keltische taal

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk land uit de lijst worden de meeste talen gesproken?
A
India
B
V.S.
C
China
D
Rusland

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welke taal komt deze tongtwister?
Fisker frits fisker friske fisk
A
Noorwegen
B
Finland
C
Duitsland
D
Denemarken

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel letters telt het langste Nederlandstalige woord?
A
27
B
37
C
42
D
50

Slide 7 - Quiz

Aansprakelijkheidswaardevaststellingsveranderingen 
Aansprakelijkheidswaardevaststellingsveranderingen 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is gebarentaal een universele taal? (overal ter wereld hetzelfde)
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel woorden kent een gemiddeld persoon om ze zelf te kunnen gebruiken in teksten en gesprekken?
A
5000
B
10000
C
20000
D
40000

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke talen schrijf je van rechts naar links?
A
Arabisch en Hebreeuws
B
Arabisch en Maltees
C
Arabisch en Hindi
D
Geen van bovenstaande antwoorden is juist

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel mensen ter wereld spreken Nederlands?
A
ca. 11 miljoen
B
ca. 24 miljoen
C
ca. 32 miljoen
D
ca. 44 miljoen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was de eerste geschreven taal?
A
Spijkerschrift
B
Hiërogliefen
C
Chinees

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk van deze landen is het Nederlands een officiële taal?
A
Duitsland
B
Suriname
C
V.S.
D
Italië

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel procent van de wereldbevolking is tweetalig?
A
ca. 25%
B
ca. 50%
C
ca. 75%
D
ca. 80%

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel talen worden er in Londen gesproken?
A
meer dan 100
B
meer dan 200
C
meer dan 300
D
meer dan 400

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent dit woord: hippopotomonstrosesquipedaliofobie?
A
angst om een nieuwe taal te leren
B
angst om te spreken
C
angst om ondertiteld te worden
D
angst voor lange woorden

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk woord kan je niet rijmen?
A
twaalf
B
olifant
C
gezellig
D
Nederlands

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemt men het dwangmatig herhalen van woorden of zinnen?
A
Na-apen
B
Echolalie
C
Apenpraten
D
Echoscopie

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemt men een metro in Zuid-Afrika?
A
een moltrein
B
een ondergrondtram
C
een tunneltrein
D
een holtram

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van wie komt deze uitspraak?
Veni, vidi, vici. (Ik kwam, ik zag, ik overwon)
A
Leopold II
B
Julius Caesar
C
Napoleon
D
Hitler

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand die verschillende talen spreekt, is een ...?
A
zot
B
multiculti
C
veelprater
D
polyglot

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar wonen de meeste Spaanstaligen?
A
Spanje
B
V.S.
C
Latijns-Amerika
D
Australië

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke weekdag bedoelen Spanjaarden met domingo?
A
dinsdag
B
donderdag
C
vrijdag
D
zondag

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de meest gesproken taal ter wereld?
A
Engels
B
Spaans
C
Frans
D
Chinees

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In hoeveel landen is Nederlands de officiële landstaal?
A
6
B
7
C
8
D
9

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Namelijk: België, Nederland, Sint-Maarten, Aruba, Suriname, Curaçao

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je het puntje op de i en j?
A
hoofding
B
kop
C
tittel
D
zool

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke letter wordt het meest gebruikt in het Nederlands?
A
a
B
e
C
s
D
o

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel woorden kennen kinderen van 5 jaar ongeveer?
A
ca. 2500
B
ca. 3500
C
ca. 4500
D
ca. 5500

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel Belgen spreken Vlaams?
A
ca. 2 miljoen
B
ca. 4 miljoen
C
ca. 6 miljoen
D
ca. 8 miljoen

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe oud is het Nederlands?
A
ca. 3000 jaar
B
ca. 2500 jaar
C
ca. 2000 jaar
D
ca. 1500 jaar

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel procent uit het Nederlands is geleend van andere talen?
A
bijna een derde
B
bijna de helft
C
meer dan de helft
D
bijna twee derde

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De meeste leenwoorden in het Nederlands komen van het
A
Frans
B
Engels
C
Duits
D
Afrikaans

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel buitenlandse studenten studeren Nederlands?
A
meer dan 4000
B
meer dan 7000
C
meer dan 11 000
D
meer dan 15 000

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op de hoeveelste plaats staat het Nederlands in de lijst van talen met de meeste moedertaalsprekers in de EU?
A
8
B
7
C
6
D
5

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions