H1a Formuleren cursus 6 par 1 Zinnen correct begrenzen, par 2 Verbanden tussen zinnen

Formuleren Cursus 6
Par 1 Zinnen correct begrenzen
Par 2 Verbanden tussen zinnen
H1a

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Formuleren Cursus 6
Par 1 Zinnen correct begrenzen
Par 2 Verbanden tussen zinnen
H1a

Slide 1 - Diapositive

Formuleren hoofdstuk 1 (blz. 32/33)
Bekijk dit filmpje over zinnen correct begrenzen.

Theorie H.1 
?
Klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Slide 2 - Diapositive

Leest deze tekst lekker?

Slide 3 - Diapositive

Zinnen begrenzen
. Punt: achter een zin.
? Vraagteken: achter een vragende zin.
, Komma: tussen twee persoonsvormen.
, Komma: voor de verbindingswoorden: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.
 Geen komma (meestal) voor en en of.

Slide 4 - Diapositive

Zet de leestekens op de juiste plaats:
als ooit alle vraagstukken opgelost zijn valt er volgens sommige wetenschappers niets meer te onderzoeken

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn voorbeelden van voegwoorden?
(meerdere antwoorden mogelijk)

A
omdat, terwijl
B
waar, met
C
doordat, maar
D
nadat

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct begrenst?
A
Nina en Won gaan altijd met de tent op vakantie. Want hun ouders kamperen graag.
B
Nina en Won gaan altijd met de tent op vakantie, want hun ouders kamperen graag.

Slide 7 - Quiz

Wat denk jij dat verbindingswoorden doen?
A
Ze verbinden alléén alinea's met elkaar
B
Ze verbinden woorden, woordgroepen, zinnen én alinea's met elkaar
C
Ze verbinden teksten met elkaar
D
Ze verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin

Slide 8 - Quiz

Hoe laat begint de les vandaag!
A
Leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
Leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 9 - Quiz

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
Leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
Leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 10 - Quiz

Geheugentestje:

Een komma zet je ...

Je mag meerdere antwoorden kiezen
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 11 - Quiz

Theorie  verbanden tussen zinnen blz 232

Slide 12 - Diapositive

Met tekstverbanden en signaalwoorden leg je verband tussen
A
woorden en zinnen
B
zinnen en alinea's
C
(twee) alinea's twee zinnen ìn een zin

Slide 13 - Quiz

Wat zijn verbindingswoorden/signaalwoorden ?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
zeker/vast
B
want / toen
C
maar / en
D
nadat/ echter

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden: daardoor, door, doordat, zodat.

Slide 15 - Question ouverte

Welk tekstverband hoor bij de signaalwoorden: omdat, namelijk, want, immers

Slide 16 - Question ouverte

De signaalwoorden; echter, maar, toch, horen bij het tekstverband
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
voorwaardelijk tekstverband
D
tegenstellend tekstverband

Slide 17 - Quiz