Hoofdstuk 2 stoffen B2B

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Stoffen

Alles waar maar deeltjes in zitten zijn stoffen

Gevarensymbolen

Gevarensymbolen

Gevarensymbolen

zuivere stoffen

Mengsel of zuivere stoffen

Zuivere stoffen

• Voorbeelden van zuivere stoffen zijn:

1. Suiker
2. Zout
3. Aluminiumfolie
4. Koper in elektriciteitsdraden
   

Zuivere stoffen en mengsels

Zuivere stof:                                                     Mengsel:

Er zit maar één soort stof in                      Meerdere stoffen door

                                                                                elkaar

Mengsel op macroniveau

Mengsel op microniveau

Soorten mengsels

• Bijna alles is een mengsel
• Lucht, koffie, sausjes, snoep

• Oplossingen
• Suspensies
• Emulsies

Water en zout zijn voorbeelden van ...

1. Atomen
2. Moleculen
3. Mengsels
4. Zuivere stoffen

Zijn dit mengsels of zuivere stoffen?

1. beide mengsels
2. beide zuivere stoffen
3. links zuivere stof, rechts mengsel
4. links mengsel, rechts zuivere stof

Een suspensie is een

1. Mengsel van twee vloeistoffen
2. Mengsel van twee vaste stoffen
3. Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
4. Een zuivere stof

Welke van de volgende uitspraken is niet juist?

1. Een mengsel bestaat uit verschillende zuivere stoffen.
2. Oplossingen zijn helder en blijven altijd perfect gemengd.
3. Een suspensie is helder: je kunt erdoorheen kijken.

Filtreren

• Scheidingsmethode: Filtreren
• Stofeigenschap: Deeltjesgrootte 
• Soort mengsel: Suspensie 

Filtreren:

Extraheren

Hoe heet de koffie zelf die na het filtreren in de kan zit ?

1. oplosmiddel
2. filtraat
3. residu
4. extractiemiddel

Bij filtreren scheid je op basis van

1. deeltjesgrootte
2. massa
3. oplosbaarheid
4. dichtheid

Met welke scheidingsmethode kun je een oplossing wel scheiden?

1. Adsorberen
2. Filtreren
3. Afschenken
4. Geen van allen

Welke 2 scheidingsmethoden worden gebruikt bij koffie zetten?

1. Bezinken en filtreren
2. Filtreren en extraheren
3. Extraheren en bezinken

Je hebt thee gezet en het zakje scheurde. Je thee zit vol theeblaadjes. Hoe haal je die eruit?

1. Filtreren
2. Suspensie
3. Afschenken
4. Je roept je moeder erbij

Hoe kunnen we een suspensie scheiden?

1. Bezinken
2. Filtreren
3. Indampen
4. Afschenken

Massa en Volume

Massa en volume

Omrekenschema's massa en volume

De onderdompelmethode

Onderdompelmethode

Volume van rechthoekige voorwerpen

Voorwerpen nemen een ruimte in. 

Van een rechthoekig voorwerp kunnen we het volume berekenen:

- Meet de lengte van 3 verschillende zijden

- Gebruik de formule om het volume te berekenen

volume = lengte x breedte x hoogte

1

4

3

• Inhoud is hetzelfde als volume.

Inhoud/Volume berekenen

• Volume = lengte x breedte x hoogte
• Volume = 3 x 4 x 1 = 12 

cm​3​​

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?

1. lengte en breedte
2. massa en volume
3. massa en gewicht
4. massa en lengte

Wat is volume?

1. Een ander woord voor inhoud
2. De ruimte die een stof inneemt
3. A en B zijn allebei goed
4. A en B zijn allebei fout

Wat is het volume van deze steen?

1. 9 ml
2. 9cm2
3. 24 cm3
4. 24mm3

Wat is het volume?

1. 720cm​3​​
2. 72dm​3​​
3. 0.72cm​3​​
4. 0.072cm​3​​

Wat is het volume van het blokje?

1. 10 ml
2. 20 ml
3. 19 ml
4. 9 ml

Wat is het volume?

1. 64cm​3​​
2. 16cm​3​​
3. 64m​3​​
4. 16m​3​​

Wat is het volume
van dit blokje?

1. 15cm​3​​
2. 15m​2​​
3. 1,5dm​3​​
4. 15m​3​​

Rob bepaalt het volume van een schaakstuk Wat is het volume van dit schaakstuk?

1. 5,1 cm3
2. 6 cm3
3. 10 cm3
4. 16 cm3

Dichtheid 

Dichtheid

dichtheid is  massa in gram van 1 cm3

grootheid is dichtheid

eenheid is g/cm3

dichtheid

Dichtheid:
geeft aan wat de stof per volume weegt. (g/cm³)

                 

Dichtheid

Formule voor dichtheid:

ρ = m / V

ρ is de Griekse letter R (rho)

Dichtheid = massa / volume

dichtheid = massa / volume
Als een stof uitzet, dan wordt de dichtheid:

1. Groter
2. Kleiner

10

 Je kunt het begrip dichtheid koppelen aan de verschillende fasen van een stof.

L-

Wat is juist?

1. De dichtheid van een stof blijft in elke fase gelijk.
2. De dichtheid van een vaste stof is groter dan de dichtheid van een gas
3. De dichtheid van een gas is het grootste
4. De dichtheid van een vloeistof is kleiner dan de dichtheid van een gas

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk
4. Geen idee

welk voorwerp, A of B, heeft de grootste dichtheid?

1. blok A
2. blok B
3. de dichtheid van beide blokken is even groot
4. dat kun je niet zeggen! (te weinig gegevens)

Wat is dichtheid?

1. De hoeveelheid stof per 1 gram
2. De hoeveelheid stof die je weegt
3. De hoeveelheid stof per 1 cm3
4. De hoeveelheid stof die je ziet

De dichtheid van ijs is .... dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk

Voorwerp heeft..
massa = 10 g en volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?

1. ​10​​5​​=0,5​cm​3​​​​g​​
2. ​5​​10​​=2​cm​3​​​​g​​
3. 5⋅10=50​cm​3​​​​g​​
4. 10+5=15​cm​3​​​​g​​

De dichtheid = 2,5 g/cm3.
Het volume = 4 cm3.
Bereken de massa.

1. ​2,5​​4​​=1,6g
2. ​4​​2,5​​=0,625g
3. 2,5⋅4=10g

De massa = 10 g.
Het volume = 5 .
Wat is de dichtheid?

cm​3​​

cm​3​​

1. ​10​​5​​=0,5​cm​3​​​​g​​
2. ​5​​10​​=2​cm​3​​​​g​​
3. 5⋅10=50​cm​3​​​​g​​
4. 10+5=15​cm​3​​​​g​​

De dichtheid van ijzer is lager dan die van lood, dus als je van ieder een blokje van gelijk volume hebt dan:

1. Is die van ijzer zwaarder
2. Is die van lood zwaarder
3. Kun je niks zeggen over de massa
4. Zijn de even zwaar