H2 Stoffen

Vandaag
Herhaling H1 + 2 
Oefenen!!
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
Herhaling H1 + 2 
Oefenen!!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdstuk 1

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eenheid en grootheid
Eenheid is een maat waarin je meet
Eenheden van tijd zijn bijvoorbeeld: uren, minuten en secondes

Grootheid is hetgene wat je meet
Grootheden zijn bijvoorbeeld: tijd, lengte, massa of temperatuur

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eenheid
Grootheid
Meter
Lengte
Temperatuur
Graden Celcius
Seconde
Tijd

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffen veranderen
Je lamp gaat aan: stroom gaat lopen, wordt geen andere stof 
-> natuurkunde

Hout verbrandt: houtskool, as en rook
Hout is een andere stof -> scheikunde

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdstuk 2

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stofeigenschappen
  • Geur 
  • Kleur 
  • Smaak 
  • Brandbaarheid  

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stofeigenschappen !/?
Wel
Niet
Brandbaarheid
Volume
Massa
Dichtheid
Kleur
Geur

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffen kunnen gevaarlijk zijn als je:
  • de stof inademt  
  • de stof inslikt 
  • de stof op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt 
  • er met vuur bij komt 
  • de stof met een andere stof mengt 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het omcirkelde gevarensymbool?
A
Irriterend
B
Giftig
C
Bijtend
D
Dodelijk

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het omcirkelde gevarensymbool?
A
Irriterend
B
Giftig
C
Bijtend
D
Dodelijk

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent het omcirkelde gevarensymbool?
A
Irriterend
B
Giftig
C
Bijtend
D
Dodelijk

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zuivere stoffen
Eén soort stof. 

Bijvoorbeeld: kristalsuiker en puur water (H2O). 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mengsels
Combinatie van twee of meer stoffen.  

Bijvoorbeeld: omgeveingslucht en kraanwater. 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zuivere stof
Mengsel
Zeewater
Puur goud
Koolstofdioxide
Diamant
Bloed
Mayonaise
Brons
Thee met suiker
Zwavel

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Oplossingen
  • Mengsels 
  • Perfect gemengd 
  • Vaak helder 



Bijvoorbeeld: thee, frisdrank en parfum. 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Suspensie
  • Mengsels
  • Een vloeistof waarin fijn verdeeld poeder zweeft.
  • Er staat vaak "schudden voor gebruik" of "roeren voor gebruik" op.

Bijvoorbeeld: verf en sinaasappelsap. 

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN suspensie?
A
Cola
B
Sinasappelsap
C
Chocolademelk
D
Kalkwater

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN oplossing?
A
Bier
B
Appelsap
C
Melk
D
Thee

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Extraheren
  • Eruit trekken 
  • Scheidingsmethode 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Filtreren
  • Door een filter halen 
  • Scheidingsmethode -> Suspensie 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Massa
Met een weegschaal meten we de massa van een voorwerp. 
(we gebruiken nooit "gewicht") 

Kilogram (kg) of gram (g) of ton (t)

1 kg = 1000 g 
1 t = 1000 kg

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volume
Met een maatcilinder of een berekening kun je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. 

Liter (L), mililiter (mL) of m3, cm3

1 L = 1000 mL


Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volume kubus/balk of cilinder berekenen
Volume = lengte x breedte x hoogte 
(V = l x b x h)

Volume = radius2 x pi x hoogte 


Alles in dezelfde eenheid (bv. cm) 
v=r2πh

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alleen bij een onregelmatig voorwerp!

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderdompelmethode
  1. Vul de maatcilinder tot een  bepaalde hoogete met water. 
  2. Lees de stand van het water af, door op ooghoogte te kijken, en schrijf dit op. Dit noem je de beginstand (Vb). 
  3. Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken. 
  4. Lees opnieuw de stand van het water af, op ooghoogte, en schrijf dit op. Dit noem je de eindstand (Ve). 
  5. Volume = Ve - Vb 

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Paragraaf 4

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dichtheid
z

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dichtheid
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dichtheid
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                                                   ρ=m/V

ρ=Dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3)
m= Massa in gram (g)
V= Volume in kubieke centimeter (cm3)

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenopgave
Kim heeft een blokje gevonden en wil weten van welk materiaal het is gemaakt. Ze weegt het blokje; dit is 3792 gram. Daarna berekent zij het volume van het blokje door lxbxh te doen. Dit is 10 x 6 x 8 = 480 cm3
Bereken de dichtheid en bepaal van welk materiaal het is gemaakt. 
3792/480 =7,9 g/cm3

Slide 37 - Diapositive

Antwoord: 7,9 g/cm3 dus ijzer 
Drijven, zinken en zweven
Drijven: de dichtheid van de stof is kleiner dan de dichtheid van water. 
Zinken: de dichtheid van de stof is groter dan de dichtheid van water. 
Zweven: de dichtheid van de stof is gelijk aan de dichtheid van water. 

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tips voor de toets!!!

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions