Paragraaf 10.3 Deelname aan verkiezingen

Het verloop van het politieke proces
Politieke activiteiten van burgers
Deelname aan de verkiezingen
Andere vormen van politieke deelname
Weinig interesse in de politiek
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5
1 / 30
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het verloop van het politieke proces
Politieke activiteiten van burgers
Deelname aan de verkiezingen
Andere vormen van politieke deelname
Weinig interesse in de politiek
10.1
10.2
10.3
10.4
10.5

Slide 1 - Question de remorquage

De inrichting van het bestuur van een staat (land) en zijn onderdanen.
Gemeentebestuur
Provinciale staten
Tweede en Eerste Kamer
Europese Unie
Staatsinrichting
Gemeentelijke overheid
De provinciale overheid
Landsbestuur
Europese regering

Slide 2 - Question de remorquage

Hoofd (= leiding) van de gemeente.
Voorzitter van de gemeenteraad.
College van burgemeester en wethouders.
Koning en de ministerraad (oftewel de regering).
Gemeenteraad
Burgemeester
College van B&W
Kroon

Slide 3 - Question de remorquage

Regering zonder de koning.
Hoofd (=leiding) van de provincie.
Voorzitter van de Provinciale Staten.
Mensen die zich bezig houden met de dagelijkse leiding van een provincie.
Kabinet
Provinciale staten
Commissaris van de koning
Gedeputeerde

Slide 4 - Question de remorquage

Eerste Kamer.
landelijke volksvertegenwoordiging, gekozen door de Nederlandse kiesgerechtigden.
Europese Tweede Kamer, met minder macht.
Dagelijks bestuur van de EU.
Senaat
Tweede Kamer
Europees Parlement
Europese commissie

Slide 5 - Question de remorquage

Regeringsleiders van EU-landen die de belangrijke beslissingen nemen.
Ministers van een bepaald vakdepartement. 
Europese Tweede Kamer, met minder macht.
Dagelijks bestuur van de EU.
Europese Raad
Raad van de Europese Unie
Europees Parlement
Europese commissie

Slide 6 - Question de remorquage

Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken.
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar.
Persoon die onderzoekt welke partijen met elkaar het beste kunnen en willen regeren.
Iemand die de ministers en staatssecretarissen zoekt die het regeerakkoord gaan uitvoeren. Zelf wordt de formateur ministerpresident. 
Coalitiekabinet 
Regeerakkoord
Informateur 
Formateur

Slide 7 - Question de remorquage

Tweede en Eerste Kamer samen.
Partijen die de regering steunen en ministers in de regering hebben.
Partijen in de Tweede Kamer die geen ministers in de regering hebben.
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken.
Staten-Generaal
Coalitiepartijen
Oppositiepartijen
Coalitiekabinet

Slide 8 - Question de remorquage

feedback
Politieke participatie
Burgelijke ongehoorzaamheid
Lobbyen
Terugkoppeling (= een reactie geven). 
Deelname aan het politieke besluitvormingsproces.
Het bewust overtreden van de wet en daarbij de straf voor dit gedrag aanvaarden.
In de wandelgangen contact leggen met personen die invloed kunnen uitoefenen.

Slide 9 - Question de remorquage

Antwoorden - kennisvragen - paragraaf 10.3 deelname aan verkiezingen
1 Tweede Kamerverkiezingen
2 Europese Parlement.
3 Nee.
4 De uitslag geeft onvoldoende weer wat de wil van het volk is.
5 Het staat voor veel Nederlanders ver weg. Hun stem heeft toch geen invloed. 

Slide 10 - Diapositive

Bij de verkiezingen mogen alle burgers van Nederland stemmen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Nederland heeft een opkomstplicht bij de verkiezingen
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Het aantal burgers dat stemt, liep na de afschaffing van 1970 vrijwel elke verkiezing terug.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Vanaf 2002 steeg de opkomst van de verkiezingen weer.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

In 2002 steeg de opkomst van de verkiezingen weer, doordat politicus Pim Fortuyn was vermoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

In 2017 was de opkomst zeer laag dit was 82%
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

De hoogste opkomst is bij de Tweede Kamer verkiezingen
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

De hoogste opkomst is altijd bij de gemeenteraadsverkiezingen
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

De laagste opkomst is altijd bij de gemeenteraadsverkiezingen
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Gemeenteraadsverkiezing staat op plek 2 wanneer je kijkt naar opkomst
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Provinciale staten verkiezingen staat op nummer 4 als je kijkt naar opkomst
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

De verkiezingen voor het Europese parlement staan op de laatste plek als het gaat om opkomst van de Nederlandse burgers.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

In België is het geen plicht om je stem uit te brengen.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Als een Belg zich niet meld op het stembureau dan krijgt hij een boete.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Gezien de daling van de opkomst is er in Nederland een discussie om de opkomstplicht weer in te voeren.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz


A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Gezien de stijging van de opkomst is er in Nederland geen discussie om de opkomstplicht weer in te voeren.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

In België is het je plicht om je stem uit te brengen.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

De verkiezingen voor het Europese parlement staan op nummer 1 als het gaat om opkomst van de Nederlandse burgers.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Antwoorden - toepassingsvragen - paragraaf 10.3 deelname aan verkiezingen
6a Deze is gedaald.
b Het is zorgelijk dat steeds minder mensen geïnteresseerd zijn in politiek.
c Het is bijna gehalveerd tussen 1978 en 2009.
d Dit staat dichter bij de mensen. Het gemeentebestuur kent men nog, de provinciale Staten niet of minder.
7a Kiezers die nog twijfelen op welke partij ze gaan stemmen.
b Omdat heel veel mensen nog niet weten op welke partij ze gaan stemmen.
c Het karretje zweeft uit de achtbaan en waar het terecht komt (naar welke politieke partij de stem gaat) is nog onduidelijk.
8a 32%
b 68%
*c Dat de bevolking slechts voor de helft (52%) weet hoe deze benoemd wordt.
*d Nee, men weet er niet echt veel van af.
*e Ja. Blijkbaar interesseert het de mensen niet.
9a CDA
b Dat steeg.
c CDA.

Slide 30 - Diapositive