8.3 Eenheden van tijd

Start les
Leg je spullen klaar op tafel.
Schrift is open voor huiswercontrole.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Start les
Leg je spullen klaar op tafel.
Schrift is open voor huiswercontrole.

Slide 1 - Diapositive

In 4 minuten zitten 240...
A
uren
B
seconden
C
dagen
D
minuten

Slide 2 - Quiz

In 5 uur zitten 300...
A
seconden
B
uren
C
minuten
D
dagen

Slide 3 - Quiz

In 7 weken zitten 49...
A
uren
B
maanden
C
weken
D
dagen

Slide 4 - Quiz

Eenheden van tijd
1 millenium = 1000 jaar                1 kwartaal = 13 weken
1 eeuw = 100 jaar                             1 week = 7 dagen
1 jaar = 4 kwartalen                        1 dag = 24 uur
1 jaar = 12 manden                          1 uur = 60 minuten
1 jaar = 52 weken                             1 minuut = 60 seconden
1 jaar = 365 dagen

Slide 5 - Diapositive

Rekenen met tijd
1 dag heeft 24 uur
3,5 dagen = 3 dagen + 0,5 dagen
0,5 dagen = 0,5 x 24 = 12 uur

Dus 3,5 dagen = 3 dagen en 12 uur

Slide 6 - Diapositive

Rekenen met tijd
1 uur heeft 60 minuten:
3,4 uur = 3 uur + 0,4 uur
0,4 uur = 0,4 x 60 = 24 minuten

Dus 3,4 uur = 3 uur en 24 minuten

Slide 7 - Diapositive

2,2 dagen = 2 dagen en ... uur en.....minuten

Slide 8 - Question ouverte

4,8 uur = 4 uur en ... minuten

Slide 9 - Question ouverte

Toepassing
Bente loopt 10 kilometer in 52 minuten. 
Hoeveel minuten en hoeveel seconden doet Bente over 1 kilometer? 

Slide 10 - Diapositive

Toepassing
Bente loopt 10 kilometer in 52 minuten.
Hoeveel minuten en hoeveel seconden doet Bente over 1 kilometer? 
Over 1 km doet Bente 52 : 10 = 5,2 minuten
5,2 minuten = 5 minuten + 0,2 minuten
0,2 minuten = 0,2 x 60 = 12 seconden 
Bente doet 5 minuten en 12 seconden over 1 km. 

Slide 11 - Diapositive

Janneke gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 10.15 uur met haar afgesproken. Ze fietst 12 km. Ze vertrekt om 9.33 uur. Janneke fietst gemiddeld 16 km/uur. Is Janneke op tijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Uitwerking
Janneke doet 12 : 16 = 0,75 uur over de fietstocht
0,75 uur = 0,75 x 60 = 45 minuten
9.33 + 45 minuten = 10.18 uur
Janneke is niet optijd bij haar vriendin 

Slide 13 - Diapositive

Omrekenen van m/s naar km/uur
  • Van meters naar kilometers= delen door.............
  • Van seconden naar uur is ...........x............=...............seconden
...........................sec:.......................=.............

  • Dus van m/sec naar km/uur= x 3,6
  • van km/uur naar m/sec= : 3,6

Slide 14 - Diapositive

Wat is het antwoord op vraag 55 en 58 uit je boek?

Slide 15 - Question ouverte

Verhoudingen
Kenmerk van een verhoudingstabel:

Wat je bovenin de tabel doet, doe je ook onderin. ( alleen x en :)

Slide 16 - Diapositive

Een opa verdeeld zijn geld €270.000 over drie kleinkinderen in de verhouding 5:3:1. Hoeveel krijgt elk kleinkind?

Slide 17 - Question ouverte

Maken van de opdrachten 8.5
  • testvraag blz136 nakijken door docent
  • 0-4 punten maakt: 67, 68, 69, 70, 71, 72
  • 5-6 punten maakt: 69, 70, 71, 72, 73

 

timer
10:00

Slide 18 - Diapositive