Grammar chapter 1

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

The Past Simple:
Bij regelmatige ww                     Bij onregelmatige ww:
altijd het hele WW + ed              veranderen moet je leren
                                                     see - saw   / do - did 

Je gebruikt de Past Simple als je zeker 
weet dat iets in het verleden gebeurd is
en nu afgelopen is.


Slide 2 - Diapositive

Vragen en ontkenningen:
Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

  • Vragen:               Did + onderwerp + hele werkwoord
  • Ontkenningen:  Onderwerp + didn't + hele werkwoord

Slide 3 - Diapositive

Past Simple ontkennend en vragend maken:

Slide 4 - Diapositive

hoe ziet een vragende zin in de verleden tijd er volgens jou uit?
A
Did + werkwoord
B
Did + ww + ed

Slide 5 - Quiz

hoe ziet een ontkennende zin in de verleden tijd er volgens jou uit?
A
Didn't + werkwoord + ed
B
Didn't + werkwoord

Slide 6 - Quiz

Hoe vorm je een vraag in de past simple?
did
onderwerp
heel werkwoord
?

Slide 7 - Question de remorquage

Past Simple

Did
he
like
the movie?

Slide 8 - Question de remorquage

Choose only one!

Past Simple

Did
he
close
the door?
closed

Slide 9 - Question de remorquage

Past Simple - Signaalwoorden
In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 10 - Diapositive

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 13 - Quiz

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 14 - Question ouverte

They ....... (go) home after school yesterday.

Slide 15 - Question ouverte

wat is de goede zin (ontkennend)
A
I didn't walk the dog.
B
I didn't walked the dog.

Slide 16 - Quiz

Maak een goede vraagzin in de verleden tijd
'' You play tennis.''
A
Do you play tennis?
B
Did you played tennis?
C
Did you play tennis?

Slide 17 - Quiz

welke zin is goed, ontkennend in de vt.
A
He didn't see me yesterday.
B
He didn't saw me yesterday.

Slide 18 - Quiz

Maak ontkennend in past simple
I ______ (go) to the market yesterday.
A
I did go to the market.
B
I didn't go to the market.
C
I didn't went to the market.

Slide 19 - Quiz

clean
yesterday
He
didn't
his room

Slide 20 - Question de remorquage

Did
did
got
didn't
did

Slide 21 - Question de remorquage

Past Simple vragend
They bought a house.
A
Did they bought a house?
B
Did they buy a house?

Slide 22 - Quiz

Past Simple vragend
She went to school.
A
Did she went to school?
B
Did she go to school?

Slide 23 - Quiz

quiz
Zet de werkwoorden in de verleden tijd

Slide 24 - Diapositive

past simple
irregular verbs
sommige werkwoorden veranderen in verleden tijd!

I see
I saw
they eat
they ate
she draws
she drew

Slide 25 - Diapositive

Past Simple
Je zet een werkwoord in de verleden tijd 
door -ED achter de stam te plakken:
watch - watched


Slide 26 - Diapositive

de verleden tijd van het werkwoord give is:
A
gives
B
gave
C
gaved
D
gift

Slide 27 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord: sleep
A
sleept
B
slept
C
sleeping
D
sleeps

Slide 28 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'take'
A
take
B
took
C
toke
D
taken

Slide 29 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord: bring
A
bringed
B
brings
C
brought
D
braught

Slide 30 - Quiz

De verleden tijd van het werkwoord eten
A
eat
B
aten
C
ate
D
eaten

Slide 31 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'play'?
A
plays
B
plaid
C
played
D
playd

Slide 32 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'go'?
A
goed
B
went
C
goes
D
wented

Slide 33 - Quiz

Wat is de verleden tijd van het werkwoord 'have'?
A
haved
B
haves
C
has
D
had

Slide 34 - Quiz

Ik begrijp de Past Simple
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Slide 36 - Diapositive