Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1) Werkwoordstijden
2) Herhaling werkwoordsvormen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
1) Werkwoordstijden
2) Herhaling werkwoordsvormen

Slide 1 - Diapositive

Benoem de werkwoordstijd.
Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 2 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.
Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 3 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

Hoeveel jaar heeft je vriendin in Leiden gewoond?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 4 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

De aannemer moet morgen het huis opleveren.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 5 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 6 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
We gingen even een lekker ijsje eten in de binnenstad.

A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 7 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
In de vakantie is hij van zijn fiets gevallen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 8 - Quiz

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort

Slide 9 - Quiz

(houden)........ jij van spruitjes?
A
houd
B
houdt
C
hout
D
houden

Slide 10 - Quiz

Er (woeden-tt) een orkaan.

Slide 11 - Question ouverte

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
D
rijt

Slide 12 - Quiz

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Slide 13 - Question ouverte

Het hout ........ (verbranden) in de open haard.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbranden

Slide 14 - Quiz

38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).

(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland

Slide 15 - Question ouverte

......... (luiden) jij de kerkklokken?
A
luid
B
luidt
C
luiden
D
luit

Slide 16 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 17 - Quiz

Zeg of het woord dat je invult een persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.

pvtt/vd - Tibbe [betaalt/betaald] voor ons de ijsjes.


Slide 18 - Question ouverte

Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.

Slide 19 - Question ouverte

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 20 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 21 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 22 - Quiz

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)

Slide 23 - Question ouverte

Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven

Slide 25 - Question ouverte

De vriendinnen lopen kletsend naar de klas.
Kletsend is een:
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 26 - Quiz

Vul het od in: De kat at (smakken) haar kauwstaafje met kipsmaak op

Slide 27 - Question ouverte