Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 55 min
Éléments de cette leçon
Engels
Slide 1 - Diapositive
Today...
- Chapter 2 Getting started
- Chapter 2 Getting started
- Blooket
- Next lesson
Slide 2 - Diapositive
Chapter 2
Log allemaal in op LessonUp!
Slide 3 - Diapositive
Time for school
Slide 4 - Carte mentale
Grammar
Woordvolgorde, ja en nee vragen, ontkenningen
Slide 5 - Diapositive
Woordvolgorde
Wiedoetwatwaarwanneer?
Tomwalksto schoolevery day.
Slide 6 - Diapositive
Woordvolgorde
Wiedoetwatwaarwanneer?
Tomwalksto schoolevery day.
(soms staat niet elke er in)
I eat pizza.
Wie doet watwaar wanneer?
Slide 7 - Diapositive
Wie
doet wat waar wanneer?
Sam
brings fresh eggs
to her grandmother
every Sunday.
Slide 8 - Question de remorquage
Welke zin klopt? Wie doet wat waar wanneer
A
My friends and I yesterday went to the cinema.
B
My friends and I went to the cinema yesterday.
C
Yesterday my friends and I to the cinema go.
D
To the cinema went my friends and I.
Slide 9 - Quiz
Maak af (schrijf de hele regel): Wie doet wat........
Slide 10 - Question ouverte
Zet de zin in de goede volgorde: they / football / play / every / Saturday.
Slide 11 - Question ouverte
Ja/nee vragen
Is she your mother?
Is he crazy?
Slide 12 - Diapositive
Ja/nee
Bij een kort ja/nee-antwoord herhaal je het eerste werkwoord uit de vraag. Als het antwoord nee is, voeg je not of -n’t toe aan het werkwoord. Bijvoorbeeld: No, I do not.