Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 4: Pluriforme samenleving/ paragraaf 2
Waarom doe je wat je doet?
Slide 1 - Diapositive
lesdoel
Aan het einde van de les weet je op welke manier gedrag tot stand komt.
Slide 2 - Diapositive
Alinea 1: Laat je zien wie je bent?
-in hoeverre mag/durf je anders zijn?
-is iemand anders omdat het genetisch bepaald is of omdat het aangeleerd is?
-hoe reageren we op mensen die anders zijn vanwege aangeboren of aangeleerd gedrag?
Slide 3 - Diapositive
Alinea 2: Waar komen verschillen in menselijk gedrag vandaan?
Aangeboren: eigenschappen die erfelijk zijn en die je hebt vanaf je geboorte.
Aangeleerd: eigenschappen die je overneemt van je omgeving.
Nature- aanhangers: gedrag wordt het meest bepaald door aangeboren eigenschappen.
Nurture- aanhangers: gedrag wordt het meest bepaald door aangeleerde of afgeleerde eigenschappen
Slide 4 - Diapositive
Nature vs Nurture
Kan een crimineel iets doen aan zijn gedrag?
Is homoseksualiteit aangeboren?
Slide 5 - Diapositive
Nature of nurture?
Slide 6 - Diapositive
Wat vinden jullie ?
Worden mensen meer gevormd door hun aangeboren eigenschappen (nature) of door de aangeleerde eigenschappen ( nurture )
Slide 7 - Diapositive
Alinea 2: Waar komen verschillen in menselijk gedrag vandaan?
Hoe jij als mens denkt en doet, wordt voor een groot deel bepaald door de reactie van andere mensen. Verklaringen voor menselijk gedrag:
Nature/nurture-debat: in hoeverre is gedrag erfelijk en biologisch bepaald (nature) en in hoeverre aangeleerd (nurture). Beiden spelen een belangrijke rol (men denkt ca. 50%-50%, maar is moeilijk te bepalen)
Vaak bepaald de omgeving in hoeverre een bepaalde aanleg zich manifesteert.
Slide 8 - Diapositive
Alinea 3: Hoe werkt nurture (aangeleerd gedrag)?
Socialisatie/fremdzwang: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van een samenleving of groep aanleert (meestal via imitatie, identificatie en experimenteren)>gevolg: een referentiekader
Deze vorming leidt tot internalisatie (automatisch gedrag, eigen gemaakt>selbstzwang)
Sociale controle: anderen bepalen je gedrag door belonen en straffen
Acculturatie: aanleren van waarden en normen op latere leeftijd (nieuwe cult.)
Enculturatie: met paplepel cultuur aangeleerd krijgen
Slide 9 - Diapositive
Alinea 4: Hoe leer je iets zonder dat je het door hebt?
Verwaarlozende opvoeding (aan lot overlaten om 'zelfstandig' te worden)
Permissieve opvoeding (overlegopvoeding met aandacht voor behoeften kind)
Autoritatieve opvoeding (kaders stellen en samen met kinderen zoeken naar regels)
Slide 11 - Diapositive
Aanvullende oefenvragen/opdrachten/filmpjes
Slide 12 - Diapositive
Lees in je handboek eerst paragraaf 2 tot en met bron 1. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking ‘dubbele moraal’? Is bij jou sprake van een dubbele moraal als het bijvoorbeeld over homoseksualiteit gaat? Zo ja, hoe komt dat denk je?
De achterliggende oorzaak voor heteronormen moet je zoeken in ‘vastgeroeste’ opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid, betoogt Buijs. Geef een voorbeeld van een ‘vastgeroeste’ opvatting over mannelijkheid.
Slide 15 - Question ouverte
Het valt niet altijd mee om ‘anders’ te zijn dan de rest, of het nu gaat om je seksuele geaardheid, je geloof, of je vrijetijdsbesteding. Leg uit dat dit meer geldt voor je seksuele geaardheid of je geloof dan voor je vrijetijdsbesteding
Slide 16 - Question ouverte
In voorgaande filmpje kwam naar voren hoe jongeren vaak te kampen hebben met druk. Welke factoren werden er genoemd die daaraan bijdragen? Welke factor is het meest op jou van toepassing als het gaat om druk denk je?
Slide 17 - Question ouverte
Wat betekent enculturatie? Wat is het verschil met acculturatie?
Slide 18 - Question ouverte
Welk van de volgende begrippen hoort niet in het rijtje thuis? Licht je keuze toe. experimenteren – identificatie – acculturatie – sociale controle
Slide 19 - Question ouverte
Welk van de volgende begrippen hoort niet in het rijtje thuis? Licht je keuze toe. nature – nurture – internalisatie – enculturatie
Slide 20 - Question ouverte
Lees bron 7 op blz. 145 in je boek. Welke opvoedingsstijl wordt in de bron aan de kaak gesteld? Leg uit!
Slide 21 - Question ouverte
Bekijk nog eens bron 7 op blz. 140. Citeer zowel een fragment waarin gewetensvorming wordt gezien als een kwestie van nurture en als een kwestie van nature.
Slide 22 - Question ouverte
Acculturatie is een lastiger proces dan enculturatie. Wat is hiervan de oorzaak?
A
Enculturatie vindt plaats op jonge leeftijd. Acculturatie vindt plaats op oudere leeftijd.
B
Enculturatie vindt plaats door middel van imitatie, identificatie en experimenteren. Acculturatie vindt plaats door middel van sociale controle.
C
Enculturatie vindt plaats op het moment dat een mens nog een onbeschreven blad is. Acculturatie vindt plaats op een moment dat er al een referentiekader is ontwikkeld.
D
Enculturatie is een vorm van impliciete socialisatie. Acculturatie is een vorm van expliciete socialisatie.
Slide 23 - Quiz
Door veel pedagogen wordt de autoritatieve opvoedingsstijl als de best mogelijke opvoedingsstijl beschouwd. Wat is hiervoor een mogelijke reden?
A
De autoritatieve opvoedingstijl laat geen ruimte voor individualisering.
B
In de autoritatieve opvoedingstijl wordt veel gebruikgemaakt van belonen en straffen.
C
In de autoritatieve opvoedingstijl worden de regels tot op zekere hoogte in overleg vastgesteld en daardoor meer door de kinderen geaccepteerd.
D
De autoritatieve opvoedingstijl is gebaseerd op het gebruik van informele sancties.
Slide 24 - Quiz
Lees de bron hiernaast. Leg uit dat er bij influencers sprake kan zijn van zowel expliciete als impliciete socialisatie. Maak in je antwoord gebruik van een voorbeeld.
Slide 25 - Question ouverte
Welke opvoedingsstijl wordt er bij jullie thuis gehanteerd denk je? Leg uit! Wat vind jij zelf de beste opvoedingsstijl?