NT2 Seizoen Herfst

Herfst
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herfst

Slide 1 - Diapositive

Zoekplaat de Herfst

Slide 2 - Diapositive

Wat heb jij gedaan in de herfstvakantie?

Slide 3 - Question ouverte

Welke 4 seizoenen heeft Nederland?

A
Lente - Zomer - Sneeuw - Zon
B
Herfst - Winter - Tijd - Zomer
C
Lente - Zomer - Herfst - Wind
D
Lente - Zomer - Herfst - Winter

Slide 4 - Quiz

Bekijk de video.

Opdracht: 
1. Kijk naar het filmpje over de herfst
2. Maak aantekeningen 
(= schrijf de belangrijkste woorden op)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Schrijf 3 belangrijke woorden op uit het filmpje

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer begint de herfst?
A
Op 12 september
B
Op 21 september
C
Op 20 oktober
D
Op 12 november

Slide 8 - Quiz

Wanneer stopt de herfst?
A
De herfst duurt tot 20 november.
B
De herfst duurt tot 20 september.
C
De herfst duurt tot 20 december.
D
De herfst duurt tot 20 oktober.

Slide 9 - Quiz

In welk weekend verzetten we de klok?
A
Het laatste weekend van oktober.
B
Het eerste weekend van oktober.
C
Het laatste weekend van september.
D
Het laatste weekend van september.

Slide 10 - Quiz

Wat is een ander woord voor frisser?
A
kouder
B
warmer
C
heet
D
gezellig

Slide 11 - Quiz

Waar zie jij de regen?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Welk seizoen vind jij het leukst?
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 13 - Quiz

Wat is dit?
A
rugpijn
B
verkouden
C
oorpijn
D
hoofdpijn

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de regen laarzen?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Wat is dit?
A
de prullenbak
B
de papegaai
C
de paraplu
D
de parasol

Slide 16 - Quiz

Waar zie je de sjaal?
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Wat voor weer is het op de foto?

Slide 18 - Question ouverte

Januari is in de .............
A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 19 - Quiz

Welk seizoen is het koudste in Nederland?
A
Lente
B
Herfst
C
Winter
D
Zomer

Slide 20 - Quiz

Welke kleding draag je in de herfst?
A
Trui en lange broek
B
Zonnebril en slippers
C
Zwemkleding
D
Sjaal en handschoenen

Slide 21 - Quiz

Wat is goed?
A
Herfst
B
Hefst
C
Hersft
D
Heerfst

Slide 22 - Quiz

Wat is dit?
A
Dit is wandelen.
B
Dit is fietsen.
C
Dit is zitten.
D
Dit is zwemmen.

Slide 23 - Quiz

Waar zie je het bos?
A
B
C
D

Slide 24 - Quiz

Wat zijn dit?
A
het papier
B
de bladeren
C
het bad
D
de bakker

Slide 25 - Quiz

Wat zijn dit?
A
de paarden
B
de paddenstoelen
C
de stoelen
D
de pasta

Slide 26 - Quiz

Waar zie je de eekhoorn?
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz

Wat is dit?
A
de mee
B
de zee
C
de ree
D
de tee

Slide 28 - Quiz

Na november komt de maand.....
10

A
oktober
B
november
C
december
D
januari

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Van welk weer word jij BLIJ?

Slide 31 - Question ouverte

Slotvraag:
Welke maand heeft de meeste regen in Nederland?
A
april
B
juni
C
oktober
D
december

Slide 32 - Quiz

Taal-opdracht: 
maak het werkboekje over de Herfst

Slide 33 - Diapositive

Creatieve opdracht (Artboek)



Maak een mindmap met woorden en tekeningen over de herfst

Slide 34 - Diapositive

Wat voor weer is het op de foto?

Slide 35 - Question ouverte