Herfst

Herfst
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herfst

Slide 1 - Diapositive

Bekijk de video.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wanneer begint de herfst?
A
Op 12 september
B
Op 21 september
C
Op 20 oktober
D
Op 12 november

Slide 4 - Quiz

Wanneer stopt de herfst?
A
De herfst duurt tot 20 november.
B
De herfst duurt tot 20 september.
C
De herfst duurt tot 20 december.
D
De herfst duurt tot 20 oktober.

Slide 5 - Quiz

In welk weekend verzetten we de klok?
A
Het laatste weekend van oktober.
B
Het eerste weekend van oktober.
C
Het laatste weekend van september.
D
Het laatste weekend van september.

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor frisser?
A
kouder
B
warmer
C
heet
D
gezellig

Slide 7 - Quiz

Waar zie jij de regen?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Wat is dit?
A
rugpijn
B
verkouden
C
oorpijn
D
hoofdpijn

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de regen laarzen?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Wat is dit?
A
de prullenbak
B
de papegaai
C
de paraplu
D
de parasol

Slide 11 - Quiz

Waar zie je de sjaal?
A
B
C
D

Slide 12 - Quiz

Wat is dit?
A
Dit is wandelen.
B
Dit is voetballen.
C
Dit is lezen.
D
Dit is fietsen.

Slide 13 - Quiz

Wat is dit?
A
Dit is wandelen.
B
Dit is fietsen.
C
Dit is zitten.
D
Dit is zwemmen.

Slide 14 - Quiz

Waar zie je het bos?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Wat zijn dit?
A
het papier
B
de bladeren
C
het bad
D
de bakker

Slide 16 - Quiz

Welke kleur krijg je als je rood en geel mixt?
A
groen
B
roze
C
oranje
D
blauw

Slide 17 - Quiz

Wat zijn dit?
A
de paarden
B
de paddenstoelen
C
de stoelen
D
de pasta

Slide 18 - Quiz

Waar zie je de eekhoorn?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Wat is dit?
A
de mee
B
de zee
C
de ree
D
de tee

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?
Dit is lezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

waar of niet waar?
Dit is slapen.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo