Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
B3b leestekens tt en vt pv
Over welke leestekens hebben we het gehad?
timer
0:45
1 / 22
suivant
Slide 1:
Question ouverte
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Cette leçon contient
22 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Over welke leestekens hebben we het gehad?
timer
0:45
Slide 1 - Question ouverte
Wanneer zet je een komma in een zin?
A
Tussen twee persoonsvormen.
B
Tussen delen van een opsomming.
C
Zowel antwoord A, B als D zijn juist.
D
Voor voegwoorden.
Slide 2 - Quiz
Wanneer gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens?
A
Bij een vraagzin.
B
Als je extra nadruk wil leggen op de zin.
C
Als je letterlijk overneemt wat iemand zegt (citeren)
Slide 3 - Quiz
Staat de dubbele punt op de juiste plek?
Ik zeg toch: 'Ik heb geen zin om te koken?'
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Staan de aanhalingstekens op de juiste plek?
'Anna vroeg': snap jij het nog?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quiz
Staan de leestekens op de juiste plek?
Het kind riep: 'Ik heb het niet gedaan!'
A
nee
B
ja
Slide 6 - Quiz
Staan de leestekens op de juiste plek?
Hij vroeg met een lach: 'Kan ik u helpen'?
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quiz
Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die van klank kunnen veranderen.
B
Werkwoorden die niet van klank kunnen veranderen.
C
Alle werkwoorden
Slide 8 - Quiz
Is 'geven' een sterk werkwoord?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Wat is een zwak werkwoord?
A
Een werkwoord dat van klank kan veranderen.
B
Een werkwoord dat niet van klank kan veranderen.
Slide 10 - Quiz
Is 'zwemmen' een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Is dit juist?
In de tegenwoordige tijd (tt) komt er een -t achter de stam bij jij/hij/zij.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Zet dit woord in de verleden tijd.
Ik pak (tt)
ik ..... (vt)
A
paktte
B
pakte
Slide 13 - Quiz
Zet dit woord in de verleden tijd.
hij lust (tt)
hij ...... (vt)
A
lustte
B
luste
C
lusten
Slide 14 - Quiz
Zet dit woord in de verleden tijd.
Wij ........ (landen) op Schiphol.
A
landen
B
landden
C
landde
D
lande
Slide 15 - Quiz
Wat is de stam van;
verbranden
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
Slide 16 - Quiz
Wat is de stam van;
wijzen
A
wijz
B
wees
C
wijs
Slide 17 - Quiz
Vul in:
Ik .......... (bestellen tt) een heerlijk ijsje.
A
bestelt
B
bestelde
C
bestell
D
bestel
Slide 18 - Quiz
Vul in:
Wij .......... (wachten vt) op de bus.
A
wachten
B
wachte
C
wachtte
D
wachtten
Slide 19 - Quiz
Vul in:
Hij ....... (kleden tt) zich erg netjes.
A
kleedt
B
kleed
C
kleet
D
klede
Slide 20 - Quiz
Vul in:
Ik ....... (missen -vt) de trein.
A
misste
B
miste
C
misten
D
mis
Slide 21 - Quiz
Wat vind je moeilijk?
Slide 22 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
Avril 2018
- Leçon avec
27 diapositives
par
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Octobre 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Primary Education
Age 7
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
il y a 23 jours
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Primary Education
Age 7
7.3.3. dubbele punt, aanhalingsteken, uitroepteken telwoord, tt, vt en volt.
Mai 2024
- Leçon avec
22 diapositives
Taal / spelling
Basisschool
Groep 5,6
spelling cluster 2 kader 2 (blok 1.5)
Janvier 2019
- Leçon avec
52 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
groep 7 werkwoordcito oefenen
Mars 2023
- Leçon avec
35 diapositives
nederlands
Primary Education
groep 7 werkwoordcito oefenen
il y a 21 jours
- Leçon avec
35 diapositives
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
Octobre 2024
- Leçon avec
44 diapositives
nederlands
Primary Education