Quiz PSY

Quiz PSY
H1 - H3
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
PSYMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Quiz PSY
H1 - H3

Slide 1 - Diapositive

Wat is de definitie van gedrag zoals gebruikt in deze reader?
A
Alles wat we denken en voelen
B
Alles wat we doen en kunnen waarnemen
C
Handelingen die invloed hebben op anderen
D
Patronen van bewuste acties

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen normaal en afwijkend gedrag?

Slide 3 - Question ouverte

Welke van de volgende is een interne factor die gedrag beïnvloedt?
A
Gezinsomstandigheden
B
Lichamelijke beperkingen
C
Klimaat
D
Cultuur

Slide 4 - Quiz

Noem een voorbeeld van een externe factor die gedrag kan beïnvloeden

Slide 5 - Question ouverte

Wat wordt bedoeld met "observeren" in de psychologie?
A
Conclusies trekken over gedrag
B
Het interpreteren van emoties
C
Gedrag analyseren op basis van persoonlijke ervaring
D
Objectief waarnemen zonder aannames te maken

Slide 6 - Quiz

H2

Slide 7 - Diapositive

In welke drie gebieden verdeeld Freud de psyche van de mens?

Slide 8 - Question ouverte

Wat doet het Ich in de psychologische structuur van Freud?
A
Het beheerst de driften van het Es
B
Het vertegenwoordigt het geweten
C
Het streeft naar onmiddellijke behoeftebevrediging
D
Het ontwikkelt normen en waarden

Slide 9 - Quiz

Wat is een functie van afweermechanismen volgens Freud?

Slide 10 - Question ouverte

Welk van de volgende is een voorbeeld van het afweermechanisme "projectie"?
A
Het verdringen van negatieve emoties
B
Iemand anders de schuld geven voor je eigen fouten
C
Je boosheid omzetten in sportprestaties
D
Doen alsof een probleem niet bestaat

Slide 11 - Quiz

In welke fase volgens Freud ontwikkelt een kind zindelijkheid?

Slide 12 - Question ouverte

H3

Slide 13 - Diapositive

Wat is de kernvisie van het behaviorisme op menselijk gedrag?
A
Gedrag wordt bepaald door genen
B
Gedrag is afhankelijk van wilskracht
C
Gedrag wordt beïnvloed door externe omgevingsfactoren
D
Gedrag is aangeboren en onveranderlijk

Slide 14 - Quiz

Wat betekent de term "tabula rasa" in het behaviorisme?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is een belangrijk verschil tussen klassieke en operante conditionering?
A
Klassieke conditionering richt zich op straf, operante op beloning
B
Klassieke conditionering is passief, operante is actief
C
Klassieke conditionering richt zich op menselijk gedrag; operante op dierlijk gedrag
D
Klassieke conditionering gaat over associaties; operante over consequenties

Slide 16 - Quiz

Leg uit wat een stimulus en een respons is

Slide 17 - Question ouverte