Par. 9.2 infecties bestrijden

9.2 Infecties bestrijden
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

9.2 Infecties bestrijden

Slide 1 - Diapositive

Planning

Terugblik
Uitleg Virussen en bacteriën
Opdrachten

Antigenen, antistoffen herkennen van ziekteverwekkers
Opdrachten


Leerdoelen

Je weet hoe Infectieziekten veroorzaakt worden.
Je kent de verschillen tussen bacteriën en virussen.
Je weet hoe het lichaam ziekteverwekkers herkent.
Je weet hoe een infectie wordt bestreden door het lichaam.
Je weet hoe je immuniteit kunt krijgen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

De huid is opgebouwd uit 4 lagen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

De hoornlaag is onderdeel van ...
A
opperhuid
B
lederhuid
C
onderhuidse bindweefsel

Slide 5 - Quiz

Welke laag slijt steeds af?
A
hoornlaag
B
kiemlaag

Slide 6 - Quiz

Waar is talg goed voor
A
Je huid droog houden
B
voorkomt uitdrogen v.d. huid
C
Talg is nergens goed voor
D
Je huid beschermen

Slide 7 - Quiz

Wat kan UV straling veroorzaken op de huid van mensen?
A
huidkanker
B
blaasjes
C
bruine huid

Slide 8 - Quiz

9.2 Infecties bestrijden

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Micro-organismen
Bacteriën, schimmels en virussen

goede micro-organismen
blijvende huidflora: bacteriën die op je huid horen te leven

Slechte micro-organismen
Dit noemen we ziekteverwekkers. Zij veroorzaken infectieziekten.

Slide 11 - Diapositive

Hoe raak je geïnfecteerd?
Ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen.

Niet door alle infecties wordt je ziek. Wanneer de weerstand te laag is, wordt je sneller ziek


Slide 12 - Diapositive

Infecties via een wond
De huid is een afweerlaag 
tegen ziekteverwekkers.

Beschadigingen in de huid
vergroten de kans op infectie

Slide 13 - Diapositive

Kijkopdracht video
Welke verschillen tussen bacteriën en virussen worden er genoemd?


Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Kijkopdracht video
Welke verschillen tussen bacteriën en virussen worden er genoemd?


Slide 16 - Diapositive

Herkennen ziekteverwekkers
Elk virus of bacterie heeft specifieke antigenen.

Antigenen: Eiwitten op de buitenkant van cellen met een specifieke vorm

Slide 17 - Diapositive

Wat doen witte bloedcellen?
Soorten witte bloedcellen






    Vreetcellen                                      Antistofcellen     >    Geheugencellen
                                                                  Sommige blijven over na infectie

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Opruimen van ziekteverwekkers
1.Ziekteverwekker komt binnen
2. witte bloedcellen zoeken passende antistof.
3. Witte bloedcel met de juiste antistof gaat delen en maakt heel veel antistoffen.
4. Antistoffen maken ziekteverwekkers onschadelijk, die worden opgeruimd door de vreetcellen 

Slide 20 - Diapositive

Geheugencel
Een van de cellen (2) die antistoffen maakte word bewaard als geheugenspel.
Dit om volgende keer als het antigeen binnen komt snel de juiste antistoffen te maken.

Je ben immuun  

Slide 21 - Diapositive

Infectieziekten, wat zijn dat?
A
antistoffen die ontstaan als je ziek bent
B
stoffen die je ingespoten krijgt bij een vaccinatie
C
ziekten die erfelijk zijn
D
ziekten waarmee je anderen kunt besmetten

Slide 22 - Quiz

Beschrijf wat antigenen zijn

Slide 23 - Question ouverte

Hoe worden lichaamsvreemde stoffen herkent in jouw lichaam?

Slide 24 - Question ouverte

wat is een ontsteking
A
is een reactie van je lichaam op een infectie
B
is een ziekte die je maar 1 x kunt krijgen
C
is een infectie
D
is een erfelijke ziekte

Slide 25 - Quiz

1
2
3
4
5
6
7
Een virus of bacterie komt je lichaam binnen
Je wordt ziek
Witte bloedcellen scannen de ziekteverwekker
Je maakt antistoffen tegen de ziekverwekker
Ziekteverwekker deelt zich in het lichaam
Geheugencellen onthouden antigenen ziekteverwekker
Vreetcellen eten de groepjes ziekteverwekkers

Slide 26 - Question de remorquage

Wat is de beste omschrijving voor "Immuun"
A
je kunt de ziekte niet meer krijgen
B
behoorlijk ziek worden van een ziekte
C
een lichaamsvreemde stof
D
een spuit krijgen met zwakke ziekteverwekkers

Slide 27 - Quiz

Opdrachten maken 
Maak opdracht 1 t/m 12 op blz.128 en 129

Slide 28 - Diapositive