KTH2's Lesson about the past simple (08-03-2021)

TH2's English Lesson
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare school

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

TH2's English Lesson

Slide 1 - Diapositive

Today's Programme
  • Quick: Newsround: What happened yesterday? 
  •  Learning goal: 'Ik kan de verleden tijdsvorm gebruiken in het Engels om te praten over dingen die ik afgelopen weekend heb gedaan.'
  • Do: exercises  + verlengde instructie 
  • Check-up answers

Slide 2 - Diapositive

Yesterday Oprah Winfrey interviewed Harry and Meghan. Oprah Winfrey interviewed them about how Meghan was treated by the Royal family. According to Harry, he told Oprah he was afraid Meghan would suffer the same fate as his mother. What happened to Harry's mother? 

Slide 3 - Diapositive

What did you do last weekend? Last weekend, I met a friend/ watched a movie/ studied for my test...

Slide 4 - Question ouverte

In de vorige slide...
  • Stond er 'Did' helemaal vooraan in de zin. Dit betekent 'deed'
  • Hieraan kon je zien dat dit een vraagzin in de verleden tijd was. 
  • 'What did you do last weekend?' (Geen: What did you did last weekend?(!)
  • in je antwoord zette je óf -ed achter het werkwoord of het werkwoord had een eigen vorm:  
  • -My father visited  our uncle yesterday. (hele werkwoord: 'to visit') 
  • -My sister met up with a friend. (hele werkwoord: 'to meet')
  • -She saw a good friend of hers. (hele werkwoord: - 'to see') 

Slide 5 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
  • basisregel: je plakt -ed achter het werkwoord als je wilt aangeven dat iets in het verleden gebeurde (-de/-te in NL)
  • My brother played a videogame yesterday.
  • My sister combed her hair with a hair brush. 
  • My parents walked around the neighbourhoud.
  • Bovenstaande werkwoorden zijn regelmatige werkwoorden. 

Slide 6 - Diapositive

Als je een vraagzin wil maken..
Zet je 'Did' vooraan de zin neer. En dit verandert nooit bij het ondewerp van een zin(I,you,he,she,it,we,you,they) + WERKWOORD LATEN STAAN.
  • Did I see her yesterday? 
  • Did you see the Finale of 'Who is the mole' yesterday? 
  • Did he meet up with his father yesterday? 
  • Did it  eat the entire chocolate cake? 
  • Did she cook dinner yesterday evening? 
  • Did they watch a film with each other two weeks ago? 
  • Did we forget to turn off the gas? 

Slide 7 - Diapositive

Bij vraagzinnen... (didn't + hele ww)
didn't bij alle onderwerpen -> werkwoord laten staan.
  • I didn't watch that movie yesterday
  • you didn't  watch that movie yesterday
  • he/she/it didnt watch
  • we didn't watch
  • they didn't watch

Slide 8 - Diapositive

We didn't watched kan dus niet! (didn't = deed niet; staat al in de verleden tijd) -> 'watch' laat je dan als werkwoord gewoon staan als hele werkwoord) 

Slide 9 - Diapositive

Correct the mistake in the following story:
"Yesterday we walked around town. 1 We didn't walked for very long. 2 We only walket for ten minutes. 3 Did your walked yesterday too?"

Slide 10 - Question ouverte

Let hier op! (1)
Sommige werkwoorden net als in het Nederlands, hebben een eigen vorm: 
-'buy' (kopen) -> verleden tijd: 'bought' (kocht) 
-'meet' (ontmoeten)  ->verleden tijd: 'met' (ontmoette) 
-'get' (krijgen) -> verleden tijd: 'got' (kreeg)

*die moet je uit je hoofd leren. Doe je dit: jaren profijt van. Doe je dit niet: moeilijker om over v.t. te praten! (zie de verschillen in klas 3 nu); 
*Hoe leren? stampen: to be - was/were (rijtjes stampen). 
                                               to become - became                            p.81 & p.

Slide 11 - Diapositive

Let hier op (2)!
  • -Carry (dragen
  • -Study (be)studeren) 
  • -marry (trouwen)

*'y'  staat achter een medeklinker (alle letters die geen 'a', 'o', 'i', 'u', 'e' zijn want dat zijn klinkers) 
1. She carried the boxes to the second floor.  (carry -> carried)
2. They studied very hard for their geogrpahy test (study -> studied) 
3. The couple married each other in 2019. (marry -> married)

Slide 12 - Diapositive

My sister _______(hurry) to finish her homework.
A
hurryed
B
hurried

Slide 13 - Quiz

My father ________(not, forget) to bring his lunch to work two days ago.
A
didn't forgot
B
didn't forget
C
for

Slide 14 - Quiz

The dog _______(forget) to pick up his bone after he had dropped it.
A
forgetted
B
forgot

Slide 15 - Quiz

To do: 
*-I sent you another worksheet to class 
*- Use your book to look up the irregular verbs (onregelmatige werkwoorden; met een eigen verleden tijdsvorm). 
*-Do: the exercises of the worksheet that I sent you (via magister). 

Slide 16 - Diapositive