past simple rww

Past simple
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Past simple

Slide 1 - Diapositive

Vertaal de zin:
Ik loop elke dag naar school.

Slide 2 - Question ouverte

What did you do last weekend?

Slide 3 - Question ouverte

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 4 - Diapositive

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained

Slide 5 - Diapositive

Uitzonderingen
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 6 - Diapositive

Uitzonderingen
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker & -y, -> -ied :
I carry- I carried
you study- you studied
Klinker + Y? -> -ed 
play - played

Woord dat 2 lettergrepen of meer heeft met een l -> l verdubbelen
travel - travelled 

Slide 7 - Diapositive

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 8 - Diapositive

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 9 - Quiz

Vertaal de zin:
Ik liep naar school gisteren.

Slide 10 - Question ouverte

He ..... (to visit) his grandparents last weekend.
A
to visit
B
visitd
C
visits
D
visited

Slide 11 - Quiz


I ..... (study) really hard for my Biology test last night.
A
studied
B
study
C
studyed
D
studies

Slide 12 - Quiz

He _____ in Fiji in 1976. (live)

Slide 13 - Question ouverte

Sleep het juiste antwoord naar de juiste zin er blijven 1 over
Yesterday, I ..... with my sister.
We .... to the park last week.
She......to her brother yesterday.
My team ..... a game last month.
walked
played
dancied
danced
talked
plaied

Slide 14 - Question de remorquage

Your turn: maak een zin met WORK in de past simple. Let op je zin moet minimaal uit 5 woorden bestaan.

Slide 15 - Question ouverte

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 16 - Diapositive

Put the following sentences into the past tense.

  •  She doesn't like football.
  • She didn't like football.
  •  Henry does his homework today.
  • Henry did his homework.
  • Do you go to school?
  • Did you go to school?

Slide 17 - Diapositive

Repetition
Put these sentences into the past tense.
  • I go to school.
  • I went to school.
  •  She lives in England.
  • She lived in England
  • My school is cool.
  • My school was cool.

Slide 18 - Diapositive