Paula doet boodschappen

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

 Paula doet boodschappen

Lees de tekst 

Paula pakt haar telefoon.

Ze appt Paul: Wil je mijn huis ook zien?

Paul appt terug: Ja, leuk! Wanneer?

Vrijdagavond, appt Paula.

Dan kook ik voor jou.

Paula gaat paella met kip voor Paul maken.

Lekkere Spaanse rijst. En niet zo duur.

Paul en Paula maken een afspraak.

1. waar
2. niet waar

Paula pakt de telefoon.
Wat gaat ze doen?

Paul gaat vrijdag naar Paula. Wanneer?

1. In de ochtend
2. In de middag
3. In de avond
4. In de nacht

Wat gaat Paula koken?

1. 
2. 
3. 
4. 

Lees de tekst

Paula gaat boodschappen doen.

Ze schrijft een boodschappenlijstje.

Rijst, tomaat, ui, knoflook, paprika, kip...

Paula gaat eerst naar de markt.

Daar koopt ze de groenten.

'Anders nog iets?', vraagt de verkoper.

Paula begrijpt het niet.

Welke groenten wil Paula kopen?

Paula gaat eerst naar de supermarkt.

1. waar
2. niet waar

Wat betekent 'anders nog iets?'

1. Wilt u nog meer kopen?
2. Wilt u proeven?
3. Wilt u betalen?

Welke groenten ken jij nog meer? Schrijf 5 groenten

Lees de tekst

'Wat zegt u?', vraagt ze.

De verkoper lacht.

'Wilt u nog meer kopen?'

Paula lacht ook.

'Nee, bedankt', zegt ze.

Daarna gaat Paula naar de slager.

Ze koopt 300 gram kip.

Paula is boos op de verkoper.

1. waar
2. niet waar

Waar gaat Paula heen na de de markt?

1. 
2. 
3. 
4. 

Hoeveel gram kip koopt Paula?

1. 1 pond
2. 800 gram
3. 300 gram
4. 2 kilo

Lees de tekst

'Anders nog iets?', vraagt de slager.

'Nee, bedankt', zegt Paula.

Ze is blij.

Ze begrijpt al Nederlands.

Paula gaat ook nog naar de supermarkt.

Wat verkoopt een slager?

1. kip, rund en varken
2. kip, rund en vis
3. kip, wijn en olijven
4. kip, aardappels en kool

Waarom is Paula blij?

Welke supermarkten ken jij?
Schrijf ze op.

Lees de tekst

Ze koopt gele rijst en ijs met peer.

Ze betaalt met haar pinpas.

De jongen van de kassa vraagt: 'Wilt u een bon, mevrouw?

En wilt u zegels?'

Maar Paula hoort het niet. Ze is al buiten.

Ze moet ook nog wijn kopen.

Lekkere Spaanse rode wijn.

Paula betaalt met contant geld.

1. waar
2. niet waar

Wat zegt Paula tegen de jongen bij de kassa?

1. 'Bedankt en ik wil graag zegels'
2. 'Bedankt, ik hoef geen zegels'
3. 'Ik hoef geen bon en ook geen zegels'
4. Paula zegt niets. Ze is al buiten.

Uit welk land komt de wijn die Paula wil kopen?

Nieuwe woorden

Staan er woorden in de tekst die je niet kent?

Schrijf de woorden in je schrift.

Zoek de woorden op Google Translate.

Schrijf het woord in jouw eigen taal.