herhaling tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en Signaalwoorden


Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en Signaalwoorden


Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 1 - Diapositive

Waarom maakt een schrijver gebruik van tekstverbanden?

Slide 2 - Carte mentale

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 3 - Diapositive

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Eerst gingen alleen de basisscholen in lockdown,  daarna ook het voortgezet onderwijs. 

Slide 4 - Diapositive

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens


Ik neem drie dingen mee voor jou. Ik neem brood mee en ook kaas en eieren.

Slide 5 - Diapositive

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 6 - Diapositive

Tegenstelling
Daarentegen, maar, echter, toch, hoewel, desondanks, aan de ene kant .. aan de andere kant
Aan de ene kant vind ik de lockdown fijn, maar aan de andere kant is het nu ook saai.

Slide 7 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan, te wijten aan

Door mijn ziekte vallen mijn schoolprestaties nu wat tegen.

Slide 8 - Diapositive

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, met behulp van, met het doel

Door middel van de vaccinaties hopen wij ooit coronavrij te worden.



Slide 9 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals


Tijdens corona zien we veel protesten zoals dat protest van laatst op het Malieveld.

Slide 10 - Diapositive

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Ik kan niet komen, want ik heb vandaag geen fiets tot mijn beschikking.

Slide 11 - Diapositive

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat, mits, indien


Jullie zullen zeker slagen voor je examen wanneer jullie elke dag huiswerk maken.

Slide 12 - Diapositive

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Al met al valt mij de lockdown behoorlijk mee.

Slide 13 - Diapositive

Van welke soort woorden maakt een schrijver gebruik om aan te kondigen dat er een tekstverband komt?
A
stopwoorden
B
signaalwoorden
C
verkeerswoorden
D
kernwoorden

Slide 14 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor ...
A
Opsomming
B
Voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Eerst ga ik straks naar huis.

Eerst is het signaalwoord voor ...
A
Mening
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 16 - Quiz

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....
A
Mening
B
Tijdsvolgorde (chronologie)
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsomming
B
Mening
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 18 - Quiz

Ik vind, volgens mij en mijns inziens zijn signaalwoorden voor een ....
A
Voorbeeld
B
Conclusie
C
Mening
D
Opsomming

Slide 19 - Quiz

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Aan welk signaalwoord kun je een opsomming herkennen?

Slide 21 - Question ouverte

Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Spanje, Brazilië, Mexico en Curaçao.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 22 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 23 - Quiz

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 24 - Diapositive


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 25 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 26 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 27 - Diapositive


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 28 - Question ouverte

 Opdracht 4

Slide 29 - Diapositive

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 30 - Question de remorquage

 Opdracht 5

Slide 31 - Diapositive


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 32 - Quiz

Maak van les 25
Vraag 1 tm 11

Vraag 12 tm 15 is huiswerk

Slide 33 - Diapositive