Meervoud zelfstandig naamwoord

Meervoud zelfstandig naamwoord
1 / 50
suivant
Slide 1: Question ouverte
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Meervoud zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Question ouverte

Aan het eind van het woord 1 klinker en 1 medeklinker?
Meervoud met een dubbele medeklinker.

Slide 2 - Question ouverte

1 pen - 2 pennen
1 les - 2 lessen

Slide 3 - Question ouverte

Oefenen:
1 man - 2
1 zus - 2
1 bus - 2

Slide 4 - Question ouverte

Aan het eind van het woord een dubbele klinker en 1 medeklinker?
Meervoud met een klinker.

Slide 5 - Question ouverte

1 naam - 2 namen
1 school - 2 scholen

Slide 6 - Question ouverte

Oefenen:
1 week - 2
1 straat - 2
1 uur - 2

Slide 7 - Question ouverte

Aan het eind van het woord twee verschillende klinkers en 1 medeklinker?
Meervoud op -en

Slide 8 - Question ouverte

1 boek - 2 boeken
1 vrouw - 2 vrouwen
1 deur - 2 deuren

Let op!
1 huis - 2 huizen
1 brief - 2 brieven

Slide 9 - Question ouverte

Oefenen:
1 mier - 2
1 koek - 2
1 bloem - 2

Slide 10 - Question ouverte

Aan het eind van het woord twee verschillende medeklinkers?
Meervoud met -en.

Slide 11 - Question ouverte

1 docent - 2 docenten
1 land - 2 landen
1 antwoord - 2 antwoorden

Slide 12 - Question ouverte

Oefenen:
1 plaats - 2
1 vriend - 2
1 fiets - 2

Slide 13 - Question ouverte

Laatste letter een klinker?
Meervoud met 's
Let op: laatste letter met een -e of -é?
Meervoud met -s

Slide 14 - Question ouverte

1 foto - 2 foto's
1 taxi - 2 taxi's
1 paraplu - 2 paraplu's
1 oma - 2 oma's
1 baby - 2 baby's

Maar: 1 postcode - 2 postcodes
1 café - 2 cafés

Slide 15 - Question ouverte

Oefenen:
1 auto - 2
1 hobby - 2
1 collega - 2
1 opa - 2
1 accu - 2
1 horloge - 2

Slide 16 - Question ouverte

Aan het eind van he woord - er, - en,
-em of -el?
Meervoud met -s

Slide 17 - Question ouverte

1 computer - 2 computers
1 jongen - 2 jongens
1 bezem - 2 bezems
1 tafel - 2 tafels

Slide 18 - Question ouverte

Oefenen:
1 dochter - 2
1 negen - 2
1 spiegel - 2

Slide 19 - Question ouverte

Let op:
korte woorden?
Meervoud met -en.
pen - pennen

Slide 20 - Question ouverte

1 hand - 2
A
hands
B
handen
C
hand's

Slide 21 - Quiz

1 kast - 2
A
kasten
B
kastst
C
kast's

Slide 22 - Quiz

1 ring - 2
A
ring's
B
rings
C
ringgen
D
ringen

Slide 23 - Quiz

1 varken - 2
A
varkenen
B
varken's
C
varkens
D
varkkens

Slide 24 - Quiz

1 tafel - 2
A
tafels
B
taffels
C
tafelen
D
tafel's

Slide 25 - Quiz

1 tand - 2
A
tandden
B
tanden
C
tands

Slide 26 - Quiz

1 accu - 2
A
accuus
B
accuen
C
accuu's
D
accu's

Slide 27 - Quiz

1 hoofd - 2
A
hoofdden
B
hoofds
C
hoofd's
D
hoofden

Slide 28 - Quiz

1 postzegel - 2
A
postzegelen
B
postzegellen
C
postzegels
D
postzegel's

Slide 29 - Quiz

1 bushalte - 2
A
bushalten
B
bushaltten
C
bushaltes
D
bushalte's

Slide 30 - Quiz

1 straat - 2
A
straten
B
straaten
C
straats
D
straat's

Slide 31 - Quiz

1 kopje - 2
A
kopjen
B
kopjes
C
kopjenen
D
kopje's

Slide 32 - Quiz

1 fiets - 2
A
fietsenen
B
fietsen
C
fietssen
D
fiets's

Slide 33 - Quiz

1 boef - 2
A
boefs
B
boeffen
C
boeven
D
boef's

Slide 34 - Quiz

1 muis - 2
A
muisen
B
muissen
C
muises
D
muizen

Slide 35 - Quiz

1 hobby - 2
A
hobbys
B
hobbyen
C
hobby's
D
hobbies

Slide 36 - Quiz

1 raam - 2
A
rammen
B
ramen
C
ramenen
D
raams

Slide 37 - Quiz

1 school - 2
A
scholen
B
schollen
C
schoolen
D
schools

Slide 38 - Quiz

1 moeder - 2
A
moederen
B
moeders
C
moeder's
D
moedders

Slide 39 - Quiz

1 venster - 2
A
vensteren
B
vensterren
C
venster's
D
vensters

Slide 40 - Quiz

1 vader - 2
A
vaderen
B
vadders
C
vaderren
D
vaders

Slide 41 - Quiz

1 terras - 2
A
terrasen
B
terrassen
C
terrasenen
D
terrassens

Slide 42 - Quiz

1 familie - 2
A
familieen
B
famillies
C
families
D
familie's

Slide 43 - Quiz

1 neef - 2
A
nefen
B
neeven
C
neven
D
neefs

Slide 44 - Quiz

1 keuken - 2
A
keukenen
B
keukkenen
C
keuken's
D
keukens

Slide 45 - Quiz

1 brood - 2
A
broden
B
brooden
C
broods
D
brood's

Slide 46 - Quiz

1 stoel - 2
A
stoellen
B
stoelen
C
stoels
D
stoel's

Slide 47 - Quiz

1 schol - 2
A
scholen
B
schoolen
C
schols
D
schollen

Slide 48 - Quiz

1 grap - 2
A
grappen
B
grapen
C
graps
D
grap's

Slide 49 - Quiz

1 dokter - 2
A
dokteren
B
dokters
C
dokterren
D
dokter's

Slide 50 - Quiz