8.2 Bloed stroomt

Welk woord hoort bij "bloedplaatjes"?
A
Zuurstof
B
Bloedstolling
C
Antistoffen
D
Hemoglobine
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welk woord hoort bij "bloedplaatjes"?
A
Zuurstof
B
Bloedstolling
C
Antistoffen
D
Hemoglobine

Slide 1 - Quiz

Wat is er aan de hand bij bloedarmoede?
A
Te weinig bloed
B
Veel bloed verloren (wond)
C
Te weinig bloedplasma
D
Te weinig hemoglobine

Slide 2 - Quiz

Wat is de formule voor verbranding?

Slide 3 - Question ouverte

Welke 2 hormonen spelen een rol bij glycogeen omzetten naar glucose?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe noemen we de gelige vloeistof in het bloed?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de taak van rode bloedcellen?

Slide 6 - Question ouverte

Op welke 2 manieren kunnen witte bloedcellen ziekteverwekkers bestrijden?

Slide 7 - Question ouverte

Rode bloedcellen
Bloedplasma
Bloedplaatjes
Witte bloedcellen
Zorgen voor bloedstolling
Bestrijden ziekteverwekkers
Vervoeren zuurstof met behulp van Hemoglobine
Vervoert stoffen zoals vitaminen, hormonen, Co2 etc.

Slide 8 - Question de remorquage

Welke soorten bloedvaten heb je?

1. Slagaders

2. Haarvaten

3. Aders

Slide 9 - Diapositive

Slagaders
  • Bloed stroomt vanaf het hart naar de organen toe.
  • Grootste slagader in het lichaam is de aorta.
  • Hebben een dikke gespierde wand. 
  • De meeste slagaders zijn vernoemd naar het orgaan waar ze heen gaan.

Slide 10 - Diapositive

Haarvaten
  • In de organen vertakken de slagaders zich in kleine dunne bloedvaatjes (haarvaten).

  • Vervoeren bloed door de organen.

  • Afgifte en opname van stoffen.

  • Bloed stroomt langzaam.

Slide 11 - Diapositive

Aders
  • De haarvaten komen bij elkaar in aders.
  • Aders vervoeren het bloed vanaf de organen terug naar het hart.
  • Bevatten kleppen en een dunne wand.
  • De meeste aders zijn vernoemd naar het orgaan waar ze vanaf komen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Bloedsomloop
  • Kleine bloedsomloop:
hart -> longen -> hart

  • Grote bloedsomloop:
hart -> Alle organen in het lichaam -> hart

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

De hartslag in 3 fasen

Slide 17 - Diapositive

Herhaling
  • 1. Welke 3 soorten bloedvaten zijn er?
  • 2. In welke soort bloedvaten vindt de opname en afgifte van stoffen plaats?

  • 3. Slagaders hebben een dikke gespierde wand, waarvoor is dit nodig?
  • 4. Waarvoor dienen de kleppen in aders?

  • 5. Welke route legt het bloed af in de kleine bloedsomloop?
  • 6. Welke route legt het bloed af in de grote bloedsomloop?

Slide 18 - Diapositive

Hoe ontstaan hartproblemen?
  • Via de kransslagader krijgt het hart bloed met glucose en zuurstof.
  • Cholesterol (vetachtige stof) kan de bloedvaten vernauwen.

  • Als de kransslagader op deze manier verstopt raakt, ontstaat er een hartinfarct.

Slide 19 - Diapositive

Dotteren en plaaten van een stent

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Bypass

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Hoe ontstaat je bloeddruk?
  • Het bloed drukt tegen de wanden van je bloedvaten. Deze druk noemen we bloeddruk.

  • De druk is het hoogste wanneer het bloed de slagaders wordt ingepompt (door het hart). Dit noemen we bovendruk.
  • Tijdens de hartpauze is de bloeddruk het laagst. Dit noemen we onderddruk.

  • Een normale bloeddruk is ongeveer 110 / 70.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Bloeddruk meten

Slide 26 - Diapositive