Ik weet wat verwijswoorden zijn en hoe ik deze kan gebruiken
- middels lessonUp
- Blz 86 en 87, maken opdr: 1, 2, 3, 4
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Niet van toepassing
Ik weet wat verwijswoorden zijn en hoe ik deze kan gebruiken
- middels lessonUp
- Blz 86 en 87, maken opdr: 1, 2, 3, 4
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Verwijswoorden
verwijswoorden zijn woorden die naar andere in de tekst verwijzen.
Door een vraagzin te maken, kun je er vaak gemakkelijk achter komen waar het verwijswoord naar verwijst. Voorbeelden van verwijswoorden zijn: hij, hem, haar, het, dat, die.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Even herhalen
Je schrijft dat: bij alle het-woorden
je schrijft die: bij alle de-woorden (enkelvoud en meervoud)
Je schrijft wat:
na een hele zin
iets onbepaalds (iets, alles, datgene, dat, enige) --> het enige wat ik belangrijk vind
een overtreffende trap --> dat is het mooiste wat mij is overkomen
Slide 5 - Diapositive
De jongen ..... met Ilona zit te kletsen, heet Leonardo.
A
dat
B
wat
C
die
Slide 6 - Quiz
Waar is mijn fiets? ..... staat buiten.
A
die
B
dat
C
wat
Slide 7 - Quiz
Het kleed ..... daar ligt, is van mijn moeder geweest.
A
wat
B
die
C
wie
D
dat
Slide 8 - Quiz
In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
A
Het enige dat je ziet, is een kale vlakte.
B
Het enige wat je ziet, is een kale vlakte.
Slide 9 - Quiz
In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
A
We gingen een film kijken, die zij niet leuk vond.
B
We gingen een film kijken, wat zij niet leuk vond.
Slide 10 - Quiz
In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
A
Dat is het mooiste wat ik ooit heb meegemaakt.
B
Dat is het mooiste dat ik ooit heb meegemaakt.
Slide 11 - Quiz
In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
A
Ik haalde een hoog cijfer, wat ik goed kon gebruiken
B
Ik haalde een hoog cijfer, dat ik goed kon gebruiken.