Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
T6B5 Aanpassingen bij dieren
Leerdoel: je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving
Slide 1 - Diapositive
Herhaling T6B4 Biologisch evenwicht
Slide 2 - Diapositive
Horen soortgenoten bij biotische of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 3 - Quiz
Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 4 - Quiz
Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel
Slide 5 - Question de remorquage
Een koe in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 6 - Quiz
Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 7 - Quiz
Zet de organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
1
3
4
5
6
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Biosfeer
Ecosysteem
Slide 8 - Question de remorquage
Vraag 1: Wat is de maximumtemperatuur? Vraag 2: Wat is de optimumtemperatuur?
A
1. 35 graden
2. 10 graden
B
1. 35 graden
2. 50 graden
C
1. 50 graden
2. 10 graden
D
1. 50 graden
2.35 graden
Slide 9 - Quiz
Sleep de termen naar de juiste plaats in de tolerantiecurve en benoem de assen
minimum
optimum
maximum
abiotische factor
aantal individuen
Slide 10 - Question de remorquage
Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste verspreidingsgesprek?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D
Slide 11 - Quiz
Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 12 - Quiz
In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?
A
meer kerkuilen
B
minder kerkuilen
C
blijft gelijk
Slide 13 - Quiz
Niet gestroomlijnd
Wel gestroomlijnd
Slide 14 - Diapositive
Noem een voorbeeld van een dier dat is aangepast aan zijn omgeving
Slide 15 - Carte mentale
Slide 16 - Diapositive
Aanpassingen waterdier Gestroomlijnd
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd.
Het lichaam vormt één geheel.
Daardoor kunnen zij sneller door het water.
Slide 17 - Diapositive
Welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
landdieren
B
waterdieren
C
luchtdieren
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Diapositive
Zoolganger
Teenganger
Topganger
Slide 20 - Diapositive
Een teenganger loopt op de tenen.
Voordeel: een teenganger kan snel lopen.
Nadeel: in zachte ondergronden zakken ze weg
Slide 21 - Diapositive
Zoolgangers
De beer is een zoolganger
Ze lopen op de hele voet
Voordeel; Niet snel wegzakken
Nadeel: Zijn minder snel
Slide 22 - Diapositive
Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.
De teen is bedekt met een hoef.
Voordeel: Een hoefganger kan nog sneller lopen.
Nadeel:
Slide 23 - Diapositive
Zoolganger
Hoefganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.
Slide 24 - Question de remorquage
Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers
Slide 25 - Quiz
Aanpassen dieren aan temperatuur
gematigde omgeving
Koude omgeving: Warme omgeving: kleine oren en poten grote oren en poten
Slide 26 - Diapositive
Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte
Slide 27 - Quiz
Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen
Slide 28 - Quiz
Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?