Bespreken tekst 'Waarom jongens ...'

Examentraining: bespreken tekst
Waarom jongens geen meisjes zijn en meisjes geen jongens
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Examentraining: bespreken tekst
Waarom jongens geen meisjes zijn en meisjes geen jongens

Slide 1 - Diapositive

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst. Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A
amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
informeren en overtuigen
D
informeren en tot handelen aanzetten

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door
A
de aanleiding te noemen voor het schrijven van het artikel
B
een voorbeeld te geven bij het onderwerp
C
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
D
het standpunt van de schrijver weer te geven

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

De alinea's 2, 3 en 4 horen bij elkaar. Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea's 2, 3 en 4 samen weer?
A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders en leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen jongens en meisjes?

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes.
Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

"Dit wordt ook wel 'sekse-stereotypering' genoemd." (regels 25-27)
Leg uit wat er in de tekst met 'sekse- stereotypering' bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
maximumscore 1
het zien van verschillen tussen jongens en meisjes op basis van (algemene) verwachtingen die men heeft
Opmerking
Wanneer de kandidaat de zin “Omdat veel mensen het idee hebben dat jongens drukker zijn, worden ze ook als drukker gezien.” (regels 35-37) of een ander voorbeeld parafraseert, geen scorepunt toekennen.
Opmerking
Wanneer er meer dan 20 woorden zijn gebruikt, geen scorepunt toekennen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T's: Talents, Tastes, Temperaments en Tails." (regels 68-71)
Welke van deze vier T's is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T's: Talents, Tastes, Temperaments en Tails." (regels 68-71)
Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T's: Talents, Tastes, Temperaments en Tails." (regels 68-71)
Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.
− Talents: mannen scoren beter op ruimtelijk inzicht, vrouwen op verbale taken.
− Tastes: vrouwen zijn meer gericht op mensen, mannen meer op voorwerpen en abstracte zaken.
− Temperaments: mannen zijn competitiever / meer geneigd risico’s te nemen (dan vrouwen).
− Tails: de spreiding in scores bij mannen is groter (dan bij vrouwen).

4 goed = 2 punten
3 of 2 goed = 1 punt
minder dan 2 goed = 0 punten

Slide 17 - Diapositive

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?
A
middel-doel
B
opsomming
C
overeenkomst-verschil
D
voorwaarde

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

"Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (...)" (regels 101-102)
Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor 'competitiever'.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

"De prooi (...) pad zijn." (regels 144-152)
Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in
A
Tails
B
Talents
C
Tastes
D
Temperaments

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
1 door een aanbeveling te doen
2 door een conclusie te trekken
3 door een samenvatting te geven
4 door een toekomstverwachting te geven
Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?
A
De aangeboren verschillen tussen jongens en meisjes moeten niet ontkend worden.
B
De onderzochte verschillen tussen jongens en meisjes zijn gemiddelden.
C
Jongens en meisjes zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend.
D
Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen jongens en meisjes.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive