Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 70 min
Éléments de cette leçon
Leesvaardigheid Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Lees Tekst 4: 'Waarom jongens geen meisjes zijn en
meisjes geen jongens'
Examen 2016 Tijdvak 1
Slide 2 - Diapositive
Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst. Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A
Amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
informeren en overtuigen
D
informeren en tot handelen aanzetten
Slide 3 - Quiz
Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door
A
de aanleiding te noemen voor het schrijven van het artikel.
B
een voorbeeld te geven bij het onderwerp.
C
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
D
het standpunt van de schrijver weer te geven.
Slide 4 - Quiz
De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar. Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen weer?
A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders en leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen jongens en meisjes?
Slide 5 - Quiz
De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes. Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.
Slide 6 - Question ouverte
“Dit wordt ook wel de ‘sekse-stereotypering’ genoemd.” (regels 25-27) Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.
Slide 7 - Question ouverte
"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71) Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?
Slide 8 - Question ouverte
"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes, Temperaments en Tails.” (regels 68-71) Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is. − Talents − Tastes − Temperaments − Tails
Slide 9 - Question ouverte
Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?
A
doel-middel
B
opsomming
C
overeenkomst-verschil
D
voorwaarde
Slide 10 - Quiz
"Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (…)” (regels 101-102) Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8 gebruikt voor ‘competitiever’.
Slide 11 - Question ouverte
"De prooi (…) pad zijn.” (regels 144-152) Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in
A
Tails
B
Talents
C
Tastes
D
Temperaments
Slide 12 - Quiz
Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten: 1 door een aanbeveling te doen 2 door een conclusie te trekken 3 door een samenvatting te geven 4 door een toekomstverwachting te geven Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?
Slide 13 - Question ouverte
Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?
A
De aangeboren verschillen tussen jongens en meisjes moeten niet
ontkend worden.
B
De onderzochte verschillen tussen jongens en meisjes zijn gemiddelden
C
Jongens en meisjes zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend.
D
Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen jongens en meisjes.