Grammatica: Schwache Verben

Schwache Verben
Zwakke werkwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Schwache Verben
Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/ Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en

Slide 2 - Question de remorquage

Wat is bijzonder bij de zwakke werkwoorden met een stam op een s?
A
extra e
B
bij du, er/sie/es, ihr een extra e
C
extra -t bij du
D
bij de du-vorm valt de s weg

Slide 3 - Quiz

Wat is bijzonder bij de zwakke werkwoorden met een stam op een d/t?
A
extra e
B
bij du, er/sie/es, ihr een extra e
C
bij du+er/sie/es een extra t
D
bij de du-vorm valt de s weg

Slide 4 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst
D
wohnen

Slide 5 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
D
lebt

Slide 6 - Quiz

zwakke werkwoorden:
Ihr ________ den ganzen Tag!
A
rede
B
redest
C
redet
D
redt

Slide 7 - Quiz

Das Flugzeug (landen) auf der Wiese.
A
land
B
landt
C
landet
D
landest

Slide 8 - Quiz

Ihr (parken) zuerst das Auto.
A
parkt
B
parket
C
parkiert
D
parkst

Slide 9 - Quiz

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.
A
übersetzt
B
übersetzst
C
übersetzet
D
übersetzest

Slide 10 - Quiz

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.
A
warte
B
wartt
C
wartet
D
wart

Slide 11 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
A
ge + stam + t
B
stam + t
C
ge + hele werkwoord

Slide 12 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden die eindigen op -d/-t
A
ge + stam + t
B
ge + stam + et
C
ge + hele werkwoord
D
stam + et

Slide 13 - Quiz

(kaufen) Wo __________ sie Getränke ________ ?

Slide 14 - Question ouverte

(reisen) Wohin _________ du im Sommer ________?

Slide 15 - Question ouverte

(Melden) _______ du dich im Unterricht ____________?

Slide 16 - Question ouverte