Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Chapitre 3
C + D
Slide 1 - Diapositive
C: Phrases-clés
blz. 108-109
Slide 2 - Diapositive
D: Het aanwijzend voornaamwoord
Slide 3 - Diapositive
Laten we eerst beginnen met het ophalen van voorkennis.
Weet je nog wat een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands is?
Klik in de lessonup op dit icoontje voor het geluidsfragment
Slide 4 - Diapositive
Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt. Dat = aanwijzend vnw
Slide 5 - Diapositive
Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze
Slide 6 - Quiz
Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Vidéo
En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:
Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc
Slide 9 - Diapositive
Enkelvoud
Ce Mannelijk
Tu connais le plat?
Ken jij het gerecht?
Tu connais ce plat?
Ken jij dat/dit gerecht?
Slide 10 - Diapositive
Enkelvoud
Ce Mannelijk
J'aime le restaurant.
Ik houd van het restaurant.
J'aime ce restaurant.
Ik houd van dit/dat restaurant.
Slide 11 - Diapositive
Enkelvoud (die, deze, dat, dit)
Cet Mnl met klinker of h
Slide 12 - Diapositive
Enkelvoud
Cet Mnl met klinker of h
L'ingrédient donne du goût.
Het ingredient geeft smaak.
Cet ingrédient donne du goût.
Dat/dit ingredient geeft smaak.
Slide 13 - Diapositive
Enkelvoud
Cet Mannelijk met klinker of h
Tu peux couperl'oignon?
Kun jij de ui snijden?
Tu peux couper cet oignon?
Kun jij die/deze ui snijden?
Slide 14 - Diapositive
Enkelvoud (die, deze, dat, dit)
Cette Vrouwelijk
Slide 15 - Diapositive
Enkelvoud
Cette Vrouwelijk
La semaineest longue.
De week is lang.
Cette semaine est longue.
Deze/die week is lang.
Slide 16 - Diapositive
Enkelvoud
Ce Mannelijk
Cet Mnl met klinker of h
Cette Vrouwelijk
Slide 17 - Diapositive
Meervoud (die, deze)
Ces meervoud
Slide 18 - Diapositive
Meervoud
Ces meervoud
Tu aimes les vacances?
Vind jij de vakantie leuk?
Tu aimes ces vacances?
Vind jij die/deze vakantie leuk?
Slide 19 - Diapositive
Meervoud
Ces meervoud
On a déjà les ingrédients.
We hebben de ingredienten al.
On a déjà ces ingrédients.
We hebben deze/die ingredienten al.
Slide 20 - Diapositive
sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux
Slide 21 - Question de remorquage
Slide 22 - Diapositive
______agenda [mannelijk] die/deze agenda
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet
Slide 23 - Quiz
_____ livre [mannelijk] dat/dit boek
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 24 - Quiz
________ filles [vrouwelijk] deze/die meisjes
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 25 - Quiz
_____ acteur [mannelijk] deze/die acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 26 - Quiz
_______ émission (v) deze/die uitzending (op tv)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce
Slide 27 - Quiz
______ journaux deze/die kranten
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 28 - Quiz
______ salade (v) deze/die salade
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette
Slide 29 - Quiz
... frites sont froids! Deze/die frietjes zijn koud!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 30 - Quiz
Au travail!
17a
17c (alleen als je oordopjes mee hebt)
17d (remplace = vervang)
18a (kies het juiste woord)
18b (vul in)
19 (Kijk naar de foto's, schrijf 3 vragen en antwoorden op zoals in het voorbeeld)