les 9

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je schrift en etui op tafel leggen.
Je laptop nog even in je tas laten zitten.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.
timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Terugblik doelen vorige week.   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog?
Regels over spanning en stroomsterkte bij serie en parallelschakeling.

Slide 3 - Diapositive

Nieuwe leerdoelen deze week: 
• Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
• Je kent de eenheid van vermogen. 
• Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
• Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt. 
 
Voor vwo ook: 
+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen. 

Slide 4 - Diapositive

• Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
• Je kent de eenheid van vermogen.

Grootheid vermogen geef je aan met de eenheid watt.
Afkorting vermogen is P (power) en eenheid is W (watt)

Wat is het verschil tussen een lamp van 25 watt en die van 100 watt?

(noem er minstens 3 en denk ook aan energieverbruik en kosten).

Slide 5 - Diapositive

• Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
Vermogen is hoeveel energie (blokjes hout er per seconde op het vuur komen) een apparaat gebruikt per tijdseenheid.
Dus hangt af van het aantal leerlingen per seconde (stroomsterkte) en de lading hout per leerling (spanning).

In formule: 
vermogen = spanning x stroomsterkte.
P= U x I
watt = volt x  ampère.

Slide 6 - Diapositive

• Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
• Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt. 

vermogen = spanning x stroomsterkte.
P= U x I
watt = volt x  ampère.

Dus serieschakeling 12 volt 6 ampère 3 lampjes, wat is dan het vermogen per lampje?

Parallelschakeling 2 lampjes 24 volt 6 ampère , wat is het vermogen per lampje?

Welke zullen het meest licht geven en meeste energie verbruiken?

Slide 7 - Diapositive

Toepassen van de kennis in een nieuwe situatie.
LET OP, staat niet in boek komt wel op de toets.
Als je het vermogen kent en je weet hoelang iets aan staat dan weet je hoeveel energie (watt) dat apparaat heeft gebruikt.
Als je dan de prijs van energie (in Kilowatt) weet kun je ook de kosten van het energieverbruik berekenen.
Lamp van 60 watt gebruikt 60 watt per uur. = 0,06 kW
Prijs in kWh, dus wat kost het als je per uur 1 kilowatt verbruikt.

Slide 8 - Diapositive

rekenen.
Een gloeilamp met een vermogen van 90 Watt verbruikt in 3 uur: 90 x 3 = 270 Wattuur = 0,27 kWh.
Prijs van 1 kWh = 23 cent, dus kosten zijn 0,27 x 23 = 6,21 cent

Een elektrische kachel heeft een vermogen van 2.000 W (2,0 kW). Indien je deze in november tot en met februari (120 dagen) iedere dag gemiddeld 2 uur gebruikt.
Relken zelf uit wat dat dan kost. 

Slide 9 - Diapositive

Antwoord.
Een elektrische kachel heeft een vermogen van 2.000 W (2,0 kW). Indien je deze in november tot en met februari (120 dagen) iedere dag gemiddeld 2 uur gebruikt.

2 x 120 x 2,0 = 480 kWh
480 x 0,23 = 110 euro en 40 cent.

Slide 10 - Diapositive

Havo gaat aan het werk.
-Digitaal in NOVA de opdrachten paragraaf 4 maken, (1 t/m 10)
-Antwoorden van de opdrachten controleren  
-Formatief toetsen van de leerdoelen met 
  • de flitskaarten en 
  • de test je zelf.

Slide 11 - Diapositive

Voor vwo:
+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen. 

De capaciteit geeft aan hoelang een batterij een bepaalde hoeveel stroom (ampère) kan geven voordat die leeg is.

De grootheid capaciteit geef je aan met de eenheid mili ampère per uur.
Afkorting capaciteit is C en mili ampère per uur is mAh.

Slide 12 - Diapositive

+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen.
Formule:
Capaciteit = stroomsterkte x tijd
C =x t

Batterij heeft capaciteit van 2000 mAh. Hoeveel uur kan die dan  een stroom geven van 1000 mAh?
C
I x t

Slide 13 - Diapositive

+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen.
Batterij heeft capaciteit van 2000 mAh en is 1,5 volt.
Hoe lang kan een lampje van 6 watt daar op branden?
 

Slide 14 - Diapositive

+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen.
P = I x V
6 = ? x 1,5
I = 4 ampère 
4 ampère = 4000 mili ampère

C = I x t
2000 = 4000 x t
t is 0,5 dus een half uur of 30 minuten.
 

Slide 15 - Diapositive

timer
5:00
Leerdoelen:
• Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
• Je kent de eenheid van vermogen. 
• Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen. 
• Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt. 
 
Voor vwo ook: 
+ Je kunt de capaciteit van een oplaadbare batterij berekenen. 

Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van paragraaf 4.
-Te maken: paragraaf 4 opdracht 1 t/m 10 en vwo 1 t/m 13.
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.

Slide 16 - Diapositive

Afsluiting.
Samenvatten van deze les. Een paar vragen.

Volgende les (hv2a) vervalt wegens 13 dec.
Daarna nog 1 les voor de toets.
 
Ga je thuis nog wat doen om de doelen te bereiken? Zo ja, wat?

Slide 17 - Diapositive

Genoteerd wat je thuis gaat doen?  

Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.

Slide 18 - Diapositive

spinners per klas 
       hv1a                       hv1b                           hv2a                         hv2b

Slide 19 - Diapositive