hfst 12.1 stroom en spanning

stroom en spanning
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

stroom en spanning

Slide 1 - Diapositive

 Doelen:
12.1.1 Je kunt uitleggen hoe je de stroomkring door een apparaat opent en sluit.
12.1.2 Je kunt beredeneren in welke richting de stroom door een stroomkring beweegt.
12.1.3 Je kunt uitleggen of een diode de stroom doorlaat of tegenhoudt.
12.1.4 Je kunt uitleggen hoe je een led in een schakeling aansluit.
12.1.5 Je kunt berekeningen uitvoeren met de capaciteit, de stroomsterkte en de tijd.
12.1.6 Je kunt berekeningen uitvoeren met het vermogen, de spanning en de stroomsterkte.

Slide 2 - Diapositive

Planning
  1. wat weten we al van elektriciteit?
  2. Nieuwe stof: Stroomkring, Capaciteit, Vermogen, LED
  3. huiswerk nakijken 
  4. Evalueren

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Serie- en parallelschakeling:
Serieschakeling:
  • 1 stroomkring
  • 1 lampje uit > alles uit
  • Stroomsterkte is overal gelijk
  • Spanning wordt verdeeld
Parallelschakeling:
  • meerdere stroomkringen
  • 1 lampje uit > rest blijft aan
  • De totale stroomsterkte is de de stroom van alle sub-kringen bij elkaar opgeteld
  • De spanning is gelijk bij elke sub-kring

Slide 5 - Diapositive

Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 

"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)

Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom 
(ALTIJD IN SERIE)

Kleine 
stroom
Grote
stroom

Slide 6 - Diapositive

Stroomsterkte in een schakeling
In Serie-schakeling:
  • De stroomsterkte is overal gelijk


In een parallel-schakeling
  • Tel de stroomsterkte van alle subkringen op.
  • Dit is de stroom die door de hoofdkring loopt.
It=I1+I2+I3+...
It=I1=I2=I3=...

Slide 7 - Diapositive

Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren. 

Het symbool voor spanning is U
De eenheid is volt (V).

Stopcontact heeft een spanning van 230 V

Spanning meet je met een voltmeter 
(ALTIJD in PARALLEL)
Hoge 
spanning
Lage
spanning

Slide 8 - Diapositive

Spanning in een schakeling
In Serie-schakeling:
  • De spanning word verdeeld over weerstanden/lampjes



In een parallel-schakeling
  • Is de spanning overal gelijk in een sub-kring
Ut=U1+U2+(U)3+...
Ut=U1=U2=U3=...

Slide 9 - Diapositive

Gelijkspanning/wisselspanning
Gelijkspanning (DC): 
  • de spanningsbron heeft een + en - pool. 
  • De stroom loopt van + naar -. 

Wisselspanning (AC): 
  • de spanningsbron heeft geen specifieke polen. 
  • De polen wisselen 50 maal per seconde, dus 50 Hz. 

Slide 10 - Diapositive

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!


Slide 11 - Diapositive

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!

Led: 
  • is een diode die licht uitzendt
  • Light-Emitting Diode

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

stroom en spannings
meter

De stroommeter, ook wel ampèremeter, wordt altijd in serie geschakeld

De spanningsmeter, of voltmeter altijd parallel

Slide 14 - Diapositive

Wat vertellen de stroomsterkte en de spanning jouw over een apparaat?

Slide 15 - Carte mentale

Vermogen
P=UxI
Vermogen=Spanning x Stroomsterkte

(Watt=Volt x Ampere)



Slide 16 - Diapositive


Vera wilt het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
a) Teken de schakelschema die Vera moet maken.

b) Nadat Vera de schakeling heeft afgemaakt, kijkt ze op de beide meters (afbeelding 14).
Noteer hoe groot de spanning en de stroomsterkte zijn.

Slide 17 - Diapositive


Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Slide 18 - Diapositive


Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Gegevens:
  • U = 9,0 V   ;   I = 0,22 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking:
  • P = 9 x 0,22 = 2,0 W
Antwoord:
  • Het vermogen is 2,0 Watt

Slide 19 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 20 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegevens:
  • U = 6 V   ;   I = 2 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking/antwoord:
  • P = 6 x 2 = 12 W    
  • Het vermogen van het lampje is 12 W
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 21 - Diapositive

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

Een iPhone 13 batterij heeft een capaciteit van 3.722 mAh 

Slide 22 - Diapositive

Capaciteit:
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij.
  • Wordt opgegeven in Ah (Ampére-uur) 
  • Batterijen hebben kleine capaciteit => mAh (milli-Ampére-uur)
  • 2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van 
       1 000 mAh
C=It
C = capaciteit [Ah]
I = Stroomsterkte [A]
t = tijd [h]

Slide 23 - Diapositive

Capaciteit
 



Symbool: C
Eenheid: Ah (Ampère-uur) of mAh (milli Ampère-uur)
C=It
Capaciteit=stroomsterktetijd

Slide 24 - Diapositive

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Slide 25 - Diapositive

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Gegevens:
  • C = 3600 mAh = 3,6 Ah
  • t = 1,5 h
Gevraagd:
  • I = ? A
Formule:
  • C = I x t  =>  I = C : t
Uitwerking:
  • I = 3,6 : 1,5 = 2,4 A
Antwoord:
  • De stroomsterkte is 2,4 A

Slide 26 - Diapositive

Formule voor capaciteit:
A
Capaciteit = spanning : stroomsterkte
B
Capaciteit = weerstand x tijd
C
Capaciteit = stroomsterkte x tijd
D
Capaciteit is geen formule voor.

Slide 27 - Quiz

Het symbool van capaciteit is?
A
C
B
R
C
P
D
W

Slide 28 - Quiz

Een accu kan 10 ampère voor 5 uur leveren. Bereken de capaciteit van de accu.
A
Capaciteit = 10 / 5 = 2 Ah
B
Capaciteit = 10 x 5 = 50 Ah
C
Capaciteit = 10 /5 = 2 A/h
D
Capaciteit = 10 + 5 = 15 Ah

Slide 29 - Quiz

Hier zie je een typeplaatje van een elektrisch apparaat. Hoeveel is het vermogen?
A
230 V
B
11 A
C
50-60 Hz
D
2400 W

Slide 30 - Quiz

Wat is het vermogen?
A
12 Watt
B
0,3 Watt
C
0,083 Watt
D
3 Watt

Slide 31 - Quiz

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 32 - Quiz

Vermogen
A
E
B
I
C
P
D
G

Slide 33 - Quiz

Formule's en begrippen:

Stroomsterkte
  • Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 
Spanning 
  • Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen van de spanningsbron 
Vermogen
  • De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt 
Capaciteit
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=It
P=UI

Slide 34 - Diapositive

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 35 - Carte mentale

Afsluiting: we weten.................
  1.  Je kunt uitleggen hoe je de stroomkring door een apparaat opent en sluit.
  2.  Je kunt beredeneren in welke richting de stroom door een stroomkring beweegt.
  3.  Je kunt uitleggen of een diode de stroom doorlaat of tegenhoudt.
  4.  Je kunt uitleggen hoe je een led in een schakeling aansluit.
  5.  Je kunt berekeningen uitvoeren met de capaciteit, de stroomsterkte en de tijd.
  6.  Je kunt berekeningen uitvoeren met het vermogen, de spanning en de stroomsterkte.

Slide 36 - Diapositive

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage