Toetsstof unidad 4

Objetivos:
Na deze les.... 
- Ken ik de toetsstof voor de toets over unidad 4
- Kan ik de stof toepassen
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Objetivos:
Na deze les.... 
- Ken ik de toetsstof voor de toets over unidad 4
- Kan ik de stof toepassen

Slide 1 - Diapositive

Kennen
1. Praten over familie
2. Praten over leeftijd
3. De getallen 1-100
4. Uitleg vragen
5. Uitleg geven
6. Zeggen van wie iets is
7. Omschrijven hoe iemand is 

Slide 2 - Diapositive

Kunnen
 1. Het werkwoord ‘ser’
2. Het werkwoord ‘tener’
3. Het werkwoord ‘llamarse’
4. ¿Por qué? en porque
5. De bezittelijk voornaamwoorden
6. De bijvoeglijk naamwoorden
7. Familieleden

Slide 3 - Diapositive

Vervoeg het werkwoord 'ser'.

Slide 4 - Question ouverte

Ser = zijn (ser de = komen uit)
yo
soy
eres
él, ella, usted
es
nosotros
somos
vosotros
sois
ellos, ellas, ustedes
son

Slide 5 - Diapositive

_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.

Slide 6 - Question ouverte

______ (tú) Elena
Jij bent Elena

Slide 7 - Question ouverte

______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.

Slide 8 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'llamarse'.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Yo ____________ Juan.
Ik heet Juan.

Slide 11 - Question ouverte

Mi madre __________ Gerrie.
(mijn moeder heet Gerrie).

Slide 12 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord 'tener'

Slide 13 - Question ouverte

Mis padres ________ 45 años.
Mijn ouders zijn 45 jaar.

Slide 14 - Question ouverte

Yo _________ un libro.
Ik heb een boek.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen ¿Por qué? en porque

Slide 16 - Question ouverte

Los posesivos

Slide 17 - Diapositive

Esa es ____ casa (mijn)

Slide 18 - Question ouverte

Esa es ____ casa (jullie)

Slide 19 - Question ouverte

Ese es _____ libro (jullie)
Dat is jullie boek

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

El adjetivo 
- Bij de bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -o krijg je een a bij vrouwelijke bijvoeglijk naamwoorden. In het meervoud krijgen ze -s 
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
grande
azul
grande
azul
mv
grandes
azules
grandes
azules
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
guapo
guapa
mv
guapos
guapas

Slide 22 - Diapositive

El adjetivo 
- Bij de meeste andere bijvoeglijk naamwoorden gebruik je dezelfde vorm voor mannelijk en vrouwelijk. In het meervoud krijgen ze -s (na klinker) of -es (na medeklinker)
mannelijk
mannelijk
vrouwelijk
vrouwelijk
ev
grande
azul
grande
azul
mv
grandes
azules
grandes
azules

Slide 23 - Diapositive

El adjetivo

Describe esta persona -->


Es un chico (klein)__________

Tiene los ojos (blauw)______

Es (aardig)_________



Slide 24 - Diapositive

Es un chico (klein)__________

Tiene los ojos (blauw)______

Es (aardig)_________


Slide 25 - Question ouverte

Zet in meervoud:
El tomate es rojo.

Slide 26 - Question ouverte

Zet in meervoud:
El libro es azul.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Schrijf uit in letters;
45

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf uit in letters;
76

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf uit in letters;
18

Slide 31 - Question ouverte

Hoe zeg je opa in het Spaans?

Slide 32 - Question ouverte

Hoe zeg je moeder in het Spaans?

Slide 33 - Question ouverte

Hoe zeg je tante in het Spaans?

Slide 34 - Question ouverte