L'adjectif qualificatif - A2 - periode 3

leçon 2 - période 3
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

leçon 2 - période 3

Slide 1 - Diapositive

Planning
- voorkennis activeren
- herhaling bijvoeglijk naamwoord
- zelf oefenen met opdrachten 

Slide 2 - Diapositive

timer
3:00
geef drie Franse woorden met Nederlandse vertaling die je nog kent van ch. 1 et 2 van Brandon Brown à Québec

Slide 3 - Carte mentale

Allereerst: wat is een bijvoeglijk naamwoord ook al weer?
A
een woord dat activiteit aangeeft
B
een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord
C
een woord waar je een lidwoord voor kunt zetten
D
een woord dat bezit aanduidt

Slide 4 - Quiz

Tekst
Zelfstandig naamwoord
Bijv. naamwoord
bhuisasalt
wit
fiets
groot
duur
jong
nieuw
oma 
interessant
klaslokaal

Slide 5 - Question de remorquage

Schrijf hier alles op wat je al weet over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 6 - Carte mentale

Normaal gesproken staat het bijvoeglijk naamwoord in het Frans:
A
achter het zelfstandig naamwoord
B
voor het zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
geen verandering
(+ niks)
+ S
+ E
+ ES
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 8 - Question de remorquage

Vormen van het bijv. naamwoord. Wat hoort bij elkaar?
grand
grands
grande
grandes
mannelijke vorm

vrouwelijke vorm
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud

Slide 9 - Question de remorquage

Uitzondering (1)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord al op een -e?
Dan hoeft er geen extra -e bij als het vrouwelijk is!

Bijvoorbeeld:
Le pantalon rouge - de rode broek
La jupe rouge - de rode rok

Slide 10 - Diapositive

Uitzondering (2)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord als op een -s?
Dan hoeft er bij het mannelijk meervoud geen extra -s bij!

Bijvoorbeeld:
Le pantalon gris - de grijze broek
Les pantalons gris - de grijze broeken

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Zijn er nog meer uitzonderingen op de regels voor vorm en plaats?
A
ja
B
nee
C
het is Frans, dus het zal wel weer
D
weet ik niet

Slide 14 - Quiz

Tekst
Normaal
Uitzondering
intéressantes
nouveau
magnifique
mauvaise
beaux
bon
petits
américan
jeune
bleu

Slide 15 - Question de remorquage

  • beau(x) - belle(s)
  • bon(s) - bonne(s)
  • joli(s) - jolie(s) 
  • haut(s) - haute(s)
  • long(s) - longue(s)
  • petit(s) - petite(s) 
  • jeune(s) - jeune(s)
  • vaste(s) - vaste(s)
  • grand(s) - grande(s)
  • vieux - vieille(s)
  • mauvais - mauvaise(s)
  • méchant(s) - méchant(e)(s)
  • autre(s) - autre(s)
  • gros - grosse(s)
  • large(s) - large(s)
  • nouveau(x) - nouvelle(s) 
Deze woorden staan altijd VOOR het znw (plaats)
en hebben vaak ook een afwijkende VORM

Slide 16 - Diapositive

De uitleg begreep ik goed:
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Welke zinnen zijn goed?
A
Il est jeun
B
Ils sont jeunes
C
Il est jeune
D
Ils sont jeuns

Slide 18 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
La chaise bleu
B
La chaise bleue
C
La chaise bleus
D
La chaise bleues

Slide 19 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Une prof sérieux
B
Une prof sérieuse
C
Un prof sérieuxx
D
Une prof sérieuses

Slide 20 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Un garçon drôlee
B
Un garçon drôle
C
Un garçon drôles
D
Un garçon drôlees

Slide 21 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Elle a un noir chat
B
Elle a un noire chat
C
Elle a un chat noir
D
Elle a un chat noire

Slide 22 - Quiz

Welke zin(nen) is/zijn goed?
A
Ma voisine a de petits chats.
B
Ma voisine a des petits chats.
C
Mon voisin a de chiens noirs.
D
Mon voisin a des chiens noirs.

Slide 23 - Quiz

Welke zin is NIET goed?
A
Le petit garçon a un grand vélo rouge
B
Le président américain habite à la Maison Blanche
C
Les sympa élèves sont dans la classe grand
D
La jeune femme a acheté une nouvelle voiture

Slide 24 - Quiz

Verbeter de fout(en) in deze zin:

Les intelligent élèves sont dans la grand classe

Slide 25 - Question ouverte

De vragen kon ik goed beantwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

LES DEVOIRS - DEMAIN
FAIRE: L'exercice l'adjectif qualificatif op It's Learning 
(map Klassieke Stof > Periode 3 > 1e document 'week 20')

Slide 27 - Diapositive