Les 3 boekenvlog


Lezen in je meegenomen leesboek.

timer
10:00
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon


Lezen in je meegenomen leesboek.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

- Je kunt de personages uit jouw boek beschrijven.

- Je kunt hun karakters beschrijven.

- Je kunt de relaties van de personages tot elkaar beschrijven.

-Je kunt de ruimte en tijd van een verhaal beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn de belangrijkste personages in jouw boek?

Slide 3 - Question ouverte

Personages in verhalen
Karakter
Een personages heeft een karakter. Soms wordt het karakter heel goed uitgewerkt door een schrijver en weet je veel van het personage. Zo'n personage heeft een vol karakter. Soms weet je juist niet veel van een personage. Zo'n personage heeft een vlak karakter.
Relaties
Personages in boeken  staan altijd in relatie tot andere personages in het boek. Soms verandert zo'n relatie. In het begin kunnen ze bijvoorbeeld bevriend zijn en later kunnen ze elkaar juist niet aardig vinden. De emotionele relatie is dan veranderd.
Hoofdfiguren
Sommige personages zijn heel belangrijk voor een verhaal. Dit noemen we hoofpersonages/hoofdfiguren.
Bijfiguren
Sommige personages hebben een kleine rol in een verhaal. Deze personages noemen we bijfiguren.

Slide 4 - Diapositive

Zoek een foto waarvan jij vindt dat hij/zij op jouw personages lijkt.
timer
4:00

Slide 5 - Question ouverte

Tijd in een verhaal
Vertelde tijd
De tijd die er verstrijkt in een verhaal, bijvoorbeeld een uur of tien jaar. De verhouding tussen verteltijd-vertelde tijd is van belang bij de opbouw van een verhaal. Je kunt een boek van 500 bladzijden schrijven over een dag of 50 bladzijden over tien jaar.
Verteltijd
De tijd die je er over doet om een verhaal te vertellen. Deze tijd gaat over de lengte van een boek, bijvoorbeeld 85 bladzijden.
Tijdsprong
De schrijver slaat een gebeurtenis/gebeurtenissen over.
Tijdvertraging
De schrijver vertelt met zeer veel details, bijvoorbeeld over de omgeving, gevoelens. hierdoor vertraagt het verhaal.

Slide 6 - Diapositive

Opdracht mindmap

1. Overleg samen met je duolezer welke gebeurtenissen in jouw boek belangrijk zijn voor het verhaal.

2. Noteer de belangrijkste gebeurtenissen in je schrift.

3 Hoe zou je deze gebeurtenissen in beeld kunnen brengen of kunnen vertellen in jouw boekenvlog?

Slide 7 - Diapositive

Wat versta jij onder de ruimte in een verhaal?

Slide 8 - Question ouverte

in een verhaal

Slide 9 - Diapositive

Waar speelt een spookverhaal zich af?

Slide 10 - Carte mentale

Dus niet...
Omschrijvingen van de sfeer horen dus bij de ruimte. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Ruimte
Elementen die in een verhaal de sfeer beïnvloeden noemen we met een literaire term: de ruimte. De schrijver bepaalt de ruimte voor zijn verhaal. Hij bepaalt in welke omgeving en in welke sfeer het verhaal zich afspeelt. 

Je kunt het begrip ruimte ruim opvatten: regenachtig, zonovergoten, duister, de Middeleeuwen, op de Noordpool, een lift, een leegstaand flatgebouw, etc.

Slide 13 - Diapositive

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
Verveeldheid
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 14 - Quiz

'Ruimte' kan in een verhaal een bepaalde 'sfeer' oproepen. Kun je dit uitleggen met een voorbeeld?

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht


2. Overleg samen met je duolezer in welke ruimte jullie verhaal zich afspeelt.  Wat doet deze ruimte met jullie verhaal?

3. Beschrijf op een blaadje  jullie bevindingen.

KLAAR:

-WERK AAN JE Plan van aanpak

-LEES VERDER IN JE BOEK.

-GA VERDER MET NUMO


Slide 16 - Diapositive