4.3 Zakelijk lezen - verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Taalverzoring verwijswoorden

Hoofdstuk 3 en 4

DEZE, DIE, DIT, DAT

Dit noem je verwijswoorden.

• dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

• diT en daT gebruik je bij heT-woorden.

de-woorden

Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 

is een mannelijk of vrouwelijk woord 

of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 

aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

het-woorden

Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 

is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 

aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - diT en daT eindigen ook op een T

Verwijswoorden

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Wat is het juiste verwijswoord?

De toneelvoorstelling is geen succes.
We stellen .................... uit.

1. deze
2. dit

De postcodeloterij was een groot succes want
.................. heeft veel mensen rijk gemaakt.

1. deze
2. dit

De band is keigoed. Ik heb .............. alleen nog nooit life gehoord.

1. deze
2. dit

Ik heb mijn theorie-examen gehaald. ................ was niet zo moeilijk.

1. deze
2. dit

Claudia zette een bericht op Insta.
..................... had niet verwacht dat ................ zo snel werd gedeeld.

1. Ze ...... deze
2. Ze .... dit

Kijk het instructiefilmpje van verwijswoorden H.4
Dus ... welke wering is fout?
A. Als het zn onzijdig is verwijs je met die of deze
B. Je verwijst maar een persoon met 'met wie'
C. Je verwijst naar een dier of ding met 'met waarmee'

1. A is fout
2. B is fout
3. C is fout

Dat is de schilder voor wie / waarvoor Eva model stond.

1. voor wie
2. waar voor

Van mijn zussen is Eva degene op wie / waarop ik het meeste lijk.

1. waarop
2. die vriendschap

Kies het juiste verwijswoord.
Het is Sam's telefoon .................. het geluid maakt van een Ferrari.

1. die
2. dat

Dit is de hond met wie / waarmee ik een stukje ga wandelen.

1. met wie
2. waarmee

Je leerde

• verwijswoorden
  

Maak alle opdrachten bij blz 108 1 t/m 4

Hoofdstuk 4 Taalverzorging, formuleren, verwijswoorden.