2KM presentatie L2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom!

Fijn dat het gelukt is met inloggen.

Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:

• lesboek  
• schrift
  
• pen
• leesboek

We starten als de timer op 0:00 staat. 

Wat gaan we doen?

• Lesdoelen
• Mededelingen 
• Lezen
• Theorie: spreken en gesprekken
• Uitleg opdracht
• Zelfstandig werken
• Huiswerk
• Evaluatie les

Lesdoelen

• Je kan je mening onderbouwen met argumenten.
  
• Je kan spreken voor een (digitaal) publiek.

Mededelingen

Wat moet ik weten?

Lezen in stilte

Achterwerk in de kast

Lichaamstaal (blz. 22)

In gesprekken is belangrijk. Met lichaamstaal laat je zien wat je vindt of wat je voelt.

• Gezichtsuitdrukking
• Je lichaamshouding
• Je handen gebruiken (gebaren).

Hoofdzaken vertellen (blz. 48)

• Vertel over welk onderwerp het gaat.
• Noem alleen de hoofdzaken.
• Vertel in een logische volgorde.
• Spreek rustig en goed verstaanbaar.

Je mening geven (blz. 90, 96 en 100)

Als je je mening geeft, kun je ook uitleggen waarom je die mening hebt. Je geeft dan een argument voor je mening.

• Ik vind, volgens mij
• Omdat, want, daarom, namelijk

Spreken voor publiek (blz. 152)

Als je spreekt voor publiek, moet je rekening houden met je luisteraars. Je wilt dat het publiek je begrijpt en met plezier naar je luistert.

• Taalgebruik:
  - Let op de woorden, zinnen en uitspraak. 
  - Gebruik geen woorden die je zelf niet begrijpt. 
• Inhoud: 
  - Vertel iets nieuws.
  - Gebruik voorbeelden of dingen die je zelf hebt meegemaakt. 

De opdracht

Hoe ver ben je? 

Zijn er vragen?

Zelfstandig werken

Begin met de opdracht. Bijvoorbeeld:

• Schrijf je mening op.
• Welke argumenten geef je voor deze mening?
• Welke voorbeelden kan je bij je verhaal geven.
• Wat weet de klas nog niet over je onderwerp?
• Werk je planning bij!

Huiswerk

Woensdag 12 mei
Leren:

Theorie blz. 22 en 48. 

Maken:

Werk aan de presentatie opdracht en hou je aan je planning. 

Heb je je onderwerp nog niet gestuurd, doe dat vandaag nog!

Lesdoelen

• Je kan je mening onderbouwen met argumenten.
  
• Je kan spreken voor een (digitaal) publiek.
• Je begrijpt de opdracht. 

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?