Argument - tegenargument - weerlegging

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Dit?
Of dat?

Slide 2 - Diapositive

Dilemma van vandaag:
Altijd slechte wifi! -OF- Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel?

Slide 3 - Question ouverte

Wat heb je nu (al een beetje) bedacht?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 4 - Quiz

Een mening...
...dat is iets wat aangeeft wat jij vindt. Een mening kun je goed beginnen met 'ik vind'. Een andere mogelijkheid is: 'Mijn mening is...', of 'Je kunt wel stellen dat...' Synoniemen voor 'mening' zijn: 'discussiepunt', 'opinie' of 'standpunt'.

Slide 5 - Diapositive

Mening of feit?
Naast meningen, waarover je kunt discussiëren, bestaan uiteraard feiten. Feiten zijn controleerbaar, onderzoekbaar. Daarover kan in principe niet gediscussieerd worden.

Slide 6 - Diapositive

Vogelpoep is lastig te verwijderen van je fiets.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Wifi is op onze school aanwezig.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

Vogelpoep is soms vloeibaar.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Waarom heb je gekozen voor de ene of andere kant van het dilemma?

Slide 10 - Question ouverte

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 11 - Quiz

Een argument...
...geeft de reden weer waarom je iets vindt. Je ondersteunt (en verdedigt) hiermee je mening. Met argumenten kun je een ander (proberen te) overtuigen.

Slide 12 - Diapositive

Waarom zou iemand voor het andere dilemma hebben gekozen?

Slide 13 - Question ouverte

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 14 - Quiz

Een tegenargument...
...is een argument dat in het hoofd van je 'tegenstander' kan bestaan. Als je je verdiept in het hoofd van een tegenstander, en dus de tegenargumenten verkent, begrijp je waarom anderen iets anders vinden, maar je kunt dan ook gemakkelijker een ander overtuigen.
 

Slide 15 - Diapositive

Een weerlegging...
...is het antwoord dat jij kunt geven op het tegenargument van je tegenstander. Als je van tevoren bedenkt wat de ander vindt, kun je dit antwoord ook alvast formuleren.

Slide 16 - Diapositive

Als je het ingebeelde argument van een ander 'ongedaan' wilt maken, dan gebruik je...
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 17 - Quiz

Welk rijtje signaalwoorden kun je gebruiken om een argument aan te geven?
A
want, omdat, in tegenstelling tot
B
omdat, daarom, echter
C
echter, omdat, want
D
want, omdat, daarom

Slide 18 - Quiz

Welk rijtje signaalwoorden kun je goed gebruiken om een tegenargument en/of een weerlegging aan te geven?
A
doordat, ten slotte, echter
B
ten slotte, echter, kortom
C
echter, in tegenstelling tot, daarentegen
D
in tegenstelling tot, kortom, dus

Slide 19 - Quiz

Een conclusie...
...is iets wat bijna automatisch volgt uit jouw argumenten. Hij wordt vaak ingeleid door signaalwoord als: 'concluderend', 'kortom' of 'dus'. Een conclusie wordt opnieuw gevormd door jouw mening, maar dan in net weer andere woorden.

Slide 20 - Diapositive