BE MT1B les 3 H6 t/m 6.3

Hoofdstuk 6 - Administratie en financiën in bedrijven
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 6 - Administratie en financiën in bedrijven

Slide 1 - Diapositive

Hoe bereken je de brutowinst?
A
Brutowinst= omzet -IWO
B
Brutowinst= afzet - IWO
C
Brutowinst= omzet - afzet
D
Brutowinst= IWO - omzet

Slide 2 - Quiz

Hoe bereken je de omzet?
A
omzet = inkoopprijs x afzet
B
Omzet = verkoopprijs - IWO
C
omzet = verkoopprijs x afzet
D
omzet = inkoopprijs -IWO

Slide 3 - Quiz

De afzet is 10.000 stuks, de netto verkoopprijs is €4,50 en de netto inkoopprijs is €2,-. De bedrijfskosten zijn €15.000.
Bereken het bedrijfsresultaat.

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Bezittingen

Slide 31 - Carte mentale

Schulden

Slide 32 - Carte mentale

Gebouw
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 33 - Quiz

Auto
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 34 - Quiz

Hypothecaire lening
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 35 - Quiz

Banklening
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 36 - Quiz

Klanten die nog moeten betalen
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 37 - Quiz

Familie lening
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 38 - Quiz

kasgeld
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 39 - Quiz

Leveranciers
A
Schuld
B
Bezitting

Slide 40 - Quiz

Balans: laat zien hoe een bedrijf aan geld is gekomen en wat ze met het geld hebben gedaan.
  • Debet (links): staan alle bezittingen van een bedrijf (wat ze met het geld gedaan hebben) 
  • Credit (rechts): staat hoe de bezittingen betaald zijn (hoe het bedrijf aan geld is gekomen) 
  • Daarom zijn Debet en Credit altijd aan elkaar gelijk!
Balans Jan 30-11-21

Slide 41 - Diapositive

(Bezittingen)
(Schulden)
Balans Jan  30-11-21 
Gebouw 
Debet
Familie lening
Eigen vermogen 
Credit
Debiteuren

Slide 42 - Question de remorquage

Balans 
  • Gebouw
  • Inventaris
  • Voorraad 
  • Bank 
  • Kas
  • Debiteuren: klanten waar je nog geld van krijgt
  • Eigen vermogen: (eigen geld) 
  • Vreemd vermogen: (leningen) 
  • Hypothecaire-lening
  • Familie lening
  • Banklening
  • Crediteuren: leveranciers die nog betaald moeten worden
  • Totaal                                                     €.........
  • (Gelijk aan totaal Creditzijde)    
  • Totaal                                                     €.........
  • (Gelijk aan totaal Creditzijde)    

Slide 43 - Diapositive

Eigen vermogen:
(eigen geld)

Hypothecaire-lening
Bank lening 

Gebouw
Inventaris 
Bank 
Kas
Je hebt een eigen reisbureau. Je hebt een bedrijfspand met een waarde van €300.000,- waarvoor een hypothecaire lening afgesloten is van €200.000,-. Jou inventaris heb je aangeschaft voor €50.000,- en gedeeltelijk betaald met een banklening van €30.000,-. Op de bankrekening staat €20.000,- en in kas zit €5.000,- . 
Hoeveel eigen vermogen heb je ingebracht op 30 november 2021?
  • €300.000,- 
  • €200.000,- 
  • €50.000,- 
  • €30.000,- 
  • €20.000,- 
  • €5.000,- 
  • Totaal:                                 €375.000,- 
  • Totaal:                                 €375.000,- 
  • (€375.000 - €200.000 - €30.000)
  • €145.000,- 

Slide 44 - Diapositive

Huiswerk 
Opgave 6.02 + 6.03 TRB 3A

Slide 45 - Diapositive