1.2 The News

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today's Lesson: 1.2 The News
  • 1.1 exercise 1, Extra GR12, 3, 4, Exam exercise + Extra Listening

  • What are you interested in?
  • Listening to and understanding  news
Grammatica:
  • Persoonlijke voornaamwoorden
  • Bezittelijke voornaamwoorden
  • Opdrachten 1.2 maken in de licentie

Slide 2 - Diapositive

Do you watch news?
(local, international, sports, entertainment)

Slide 3 - Diapositive

What news are you interested in?

Slide 4 - Carte mentale

2

Slide 5 - Vidéo

4

Slide 6 - Vidéo

02:27
volgende vraag
In welke race had Jack Haig zijn sleutelbeen gebroken?

Slide 7 - Diapositive

03:48
In welke race had Jack Haig zijn sleutelbeen gebroken?
A
Tour of Spain
B
Tour de France
C
Tour of Italy
D
Olympische spelen

Slide 8 - Quiz

03:49
volgende vraag

Slide 9 - Diapositive

04:25
Welke uitspraak is niet waar?
A
Dario is de eerste die met een vliegtuig door een autotunnel vliegt?
B
Dario vloog met zo'n 120 km/u door de tunnel.
C
Dario heeft een wereldrecord gezet.
D
Dario komt uit Turkije

Slide 10 - Quiz

TODAY'S Grammar
  • Persoonlijke voornaamwoorden
  • Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Personal 
Pronouns

Slide 13 - Diapositive

Uitleg
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord:
==> een persoon, een dier, of een ding

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 14 - Diapositive

Uitleg
Let op: I (ik) is altijd met een hoofdletter

Slide 15 - Diapositive

Vervang "Susan" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 16 - Quiz

Vervang "the dog" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 17 - Quiz

Vervang "my friends and I" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Persoonlijke voornaamwoorden - 2e rijtje

Slide 20 - Diapositive


Peter is in love with his girlfriend, Anne. He loves ........ .
A
her
B
his
C
you
D
we

Slide 21 - Quiz

We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us

Slide 22 - Quiz

Maak een zin met een 2 voornaamwoorden (rijtje 1 + rijtje 2)

Slide 23 - Question ouverte

Possessive 
Pronouns

Slide 24 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden

  • geven bezit aan
  • worden dus gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is

Slide 25 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Een overzicht:

mijn          =         my
jouw/uw  =         your
zijn             =        his
haar           =        her


zijn/haar (dingen)    =      its
onze                             =      our
jullie                             =      your
hun                               =     their

Slide 26 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is:
                 Dat is mijn fiets.
                Die fiets is van mij.
De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders. Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Diapositive


  • mijn
  • jouw
  • zijn
  • haar

  • ons/onze
  • jullie/uw
  • hun 


  • my
  • your
  • his
  • her

  • our
  • your
  • their
Bezittelijke voornaamwoorden - 1

Slide 28 - Diapositive


  • van mij
  • van jou
  • van hem
  • van haar

  • van ons
  • van jullie/u
  • van hen 


  • mine
  • yours
  • his
  • hers

  • ours
  • yours
  • theirs
 Bezittelijke voornaamwoorden - 2

Slide 29 - Diapositive

Voorbeelden
Dit is mijn gitaar. -> This is my guitar.
Deze gitaar is van mij. -> This guitar is mine

Dat zijn hun boeken. -> Those are their books.
De boeken zijn van hen. -> The books are theirs

Dit is zijn tas. -> This is his bag.
Deze tas is van hem. -> This bag is his.

Slide 30 - Diapositive

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 31 - Quiz

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 32 - Quiz


My pencil is broken. Can I borrow ......?
A
your
B
her
C
yours
D
mine

Slide 33 - Quiz

Do exercise 2 + Grammar/Extra Grammar

Slide 34 - Diapositive

Maak een zin met bezittelijk voornaamwoord (rijtje 3,4,5)

Slide 35 - Question ouverte

1.2 Exercise 2, GR13, Extra GR13 + 3 & Exam Exercise

Slide 36 - Diapositive

00:47
Vraag 1
Welke nationaliteit had de tegenstander van tennisser Alcott?

Slide 37 - Diapositive

01:31
Welke nationaliteit had de tegenstander van tennisser Alcott?
A
Amerikaans
B
Nederlands
C
Frans
D
Braziliaans

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Diapositive

Vocabulary 
Concern - a feeling of worry
Mental health - emotional and psychological well-being
Anxiety - feeling nervous or worried
Future - time after the present
Cost of living - how much it costs to live (food, housing, etc.)
Uncertainty - not knowing what will happen
Pressure - stress caused by urgent demands
Employment - having a job
Confidence - belief in oneself
Support - help or assistance

Slide 40 - Diapositive

News Article: "Young People’s Concerns in 2024"


In 2024, many young people are worried about the future. Their main concerns include mental health, the rising cost of living, and environmental issues. Social media, school pressure, and the uncertainty of life are causing anxiety for many. Some young people are also worried about getting jobs and dealing with family struggles, such as not having enough food or heat. Despite these challenges, there are programs available to help young people build skills, gain confidence, and improve their well-being.

Slide 41 - Diapositive

Waar maken jongeren zich zoal zorgen over?

Slide 42 - Question ouverte