klas 2 voorbereiding toets hst 3

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het bruto- en nettoloon?
A
brutoloon=nettoloon-inhoudingen
B
nettoloon=brutoloon-inhoudingen
C
inhoudingen+brutoloon=nettoloon
D
brutoloon-inhoudingen=nettoloon
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het bruto- en nettoloon?
A
brutoloon=nettoloon-inhoudingen
B
nettoloon=brutoloon-inhoudingen
C
inhoudingen+brutoloon=nettoloon
D
brutoloon-inhoudingen=nettoloon

Slide 1 - Quiz

Wat is een arbeidsmarkt?
A
Dat zijn alle mensen die werk zoeken.
B
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken en alle banen en vacatures bij bedrijven.
C
Dat zijn alle mensen die werken.
D
Dat zijn alle mensen die werken of werk zoeken

Slide 2 - Quiz

Wat is een deeltijdbaan?
A
je werkt meer dan 36 uur per week
B
je werkt minder dan 36 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 3 - Quiz

Waarom is er een titel bij het lijndiagram?
A
Omdat het zegt waar het lijndiagram over gaat
B
Omdat dat er mooi uitziet
C
Omdat dat interessant lijkt
D
Zodat je weet waar elke lijn voor staat

Slide 4 - Quiz

'Solliciteren'
A
De beëindiging van een baan
B
Solderen op je werk
C
Een werknemer laten weten dat je een bepaalde baan wilt.

Slide 5 - Quiz

In de ...... staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
WerkloosheidsWet (WW)
D
Arbeidswet

Slide 6 - Quiz

wat doet het UWV niet?
A
uitkeringen geven
B
de economie helpen
C
werklozen registreren
D
helpen bij het vinden van werk

Slide 7 - Quiz

De arbeidsmarkt is ......
A
de vraag naar arbeid
B
de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid
C
het aanbod van arbeid

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er niet in de CAO geregeld.
A
loon
B
proeftijd
C
werktijden
D
auto van de zaak

Slide 9 - Quiz

Werken via een uitzendbureau is een voorbeeld van een flexibele baan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 11 - Quiz

Welke voorschriften staan in de Arbowet?
A
Voorschriften voor het milieu
B
Voorschriften voor de veiligheid
C
Voorschriften voor de werkomstandigheden
D
Voorschriften voor de kwaliteitszorg

Slide 12 - Quiz

Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarbij je heel lenig moet zijn
B
Een baan waarbij je veel verschillende taken moet doen
C
Een baan waarbij je alleen werkt wanneer ze jou nodig hebben
D
Een baan waarbij je soms veel en soms weinig uren werkt

Slide 13 - Quiz

Wat is een vacature?
A
Een vacature is een manier om te solliciteren
B
Een vacature is een baan die niet mee beschikbaar is
C
Een vacature is een baan die vrij is
D
Een vacature is een manier om te solliciteren

Slide 14 - Quiz

I: Voor geschoold werk heb je een diploma nodig.

II: Een vakkenvuller is een voorbeeld van ongeschoold werk.
A
1 is juist, 2 is juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
2 is onjuist, 1 is juist
D
Beide antwoorden zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

Voltijd =
A
meer dan 36 uur per jaar
B
36 uur en meer per week
C
minder dan 36 uur
D
36 uur

Slide 16 - Quiz

Eileen heeft een brutoloon van € 2.100.
Daarop wordt € 280 aan loonbelasting ingehouden en € 165 aan sociale premies.
Wat is het nettoloon?
A
€ 1.985
B
€ 2.100
C
€ 1.655
D
€ 2.545

Slide 17 - Quiz

Bekijk het lijndiagram hiernaast.
Wanneer steeg de jeugdwerkloosheid het meest?

A
Tussen 2008 en 2009
B
Tussen 2009 en 2010
C
Tussen 2011 en 2012
D
Tussen 2012 en 2013

Slide 18 - Quiz

Staafdiagram.
Hoeveel leerlingen zitten er in deze klas?
A
8
B
4
C
11
D
30

Slide 19 - Quiz

De arbeidsmarkt is:
A
De markt op het marktplein.
B
Alle vraag en aanbod van arbeid.
C
Iedere zondag.

Slide 20 - Quiz

Een vacature is een baan waarvoor iemand wordt gezocht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Bekijk het staafdiagram. In welke maand was de nettowinst het laagst?
A
Januari
B
Februari
C
Maart
D
April

Slide 22 - Quiz