P1_3_betoog_middenstuk

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Schrijfvaardigheid (2)

Aan het einde van de les:

- Weet je waar een goede alinea aan voldoet 

- Weet je hoe je een goed argument opbouwt

Planning

• Theorie betoog - herhaling inleiding
• Theorie betoog - middenstuk en argument uitwerken
• Opdracht

Theorie betoog (1)

• Wat is het doel van een betoog?
  
  
• Waar moet een inleiding aan voldoen?

Een pakkende inleiding

Theorie standpunt/argument (1)

• Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?

Theorie standpunt/argument (2)

• Standpunt: je mening ergens over
  - Ik vind het goed dat...
  - Volgens mij is het niet goed dat...
  - Ik ben er nog niet uit of...
  
  
• Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dan ook, dus, daarom, kortom, ...

Theorie standpunt/argument (2)

• argument: waarom je iets vindt; verdedigen of aanvallen van een standpunt
• Kan voor of na een standpunt staan
  
  
• Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers, ...

Theorie standpunt/argument (3)

• Uit geheime opnames blijkt dat de dolfijnen in het Dolfinarium in veel te kleine zwembaden rondzwemmen (=argument). Ik vind dat het Dolfinarium de dolfijnen slecht verzorgt (=standpunt).
  
  
• In de nabije toekomst hoeven we nog maar 25 uur per week te werken (=standpunt), want steeds meer werk wordt ons door robots uit handen genomen (=argument).

Noteer het standpunt:
Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.

Noteer het standpunt:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.

Goede argumenten (1)

Stel jezelf drie vragen:

1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Goede argumenten (3)

MOBIELE TELEFOONS OP SCHOOL MOETEN VERBODEN WORDEN

• Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
• Vraag 2: Wat is een voordeel van geen mobiele telefoons op school?
• Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed voor die mensen?

Maar, hoe formuleer je zo'n goed argument?

Sterke argumenten (1)

• A: argument noemen
  
  
• U: uitleggen argument
  
  
• B: bijvoorbeeld -> voorbeeld

Sterke argumenten (1)

• A: argument noemen
  
  
• U: uitleggen argument
  1. Leg uit waarom het zo is
  2. Leg uit waarom dit goed/slecht is
  
  
• B: bijvoorbeeld -> voorbeeld

Mijn argument is dat...

want/omdat..

Dit is goed/slecht, want...

Stel je voor... OF

Het is onderzocht dat...

Nu zelf aan de slag in duo's

Opdracht (1)

• Zoek in je artikelen 2 argumenten bij het standpunt uit je inleiding van de vorige les.
• Werk ze uit tot twee alinea's van ongeveer 50-75 woorden
• Gebruik het AUB-model

A argument noemen

U uitleggen argument

B bijvoorbeeld> voorbeeld noemen