Cap 1 - les 9+10

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Dos preguntas cotidianas
¿Cuál es la fecha de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

Slide 2 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?

  • Repaso de la clase pasada
  • Corregir los deberes 28, 29
  • ¿Qué te gusta hacer?
  • Practicar con el verbo GUSTAR




Slide 3 - Diapositive

¿Qué hemos aprendido la clase pasada?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe vertaal je 'Ik geef'?
A
do
B
da
C
dar
D
doy

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je 'Wij weten'?
A
B
sabemos
C
sabamos
D
saben

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'Salgo'?
A
Jij vertrekt
B
Ik vertrek
C
Ik zet
D
Hij zet

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'Pone'?
A
Hij/zij zet
B
Hij vertrekt
C
Ik geef
D
Jij zet

Slide 8 - Quiz

Controlar + corregir deberes
los ejercicios 28 y 29

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Diapositive

Fuente J: el verbo 'gustar'

wie iets leuk vindt      gusta(n)
          me
          te                                  gusta
(no)  le
          nos
          os                                 gustan
          les

- (No) me gustan las pizzas.
- Las pizzas (no) me gustan.


wie of wat iemand leuk vindt
la música (enkelvoud)
la pizza (enkelvoud)
nadar (werkwoord)

las clases (meervoud)
los hoteles (meervoud)
la pizza y la paella (meervoud)
Hacer: Google Classroom 'Fuente J: oefenen met Gustar' 
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

¡Hablamos!

timer
8:00

Slide 14 - Diapositive

A trabajar en los deberes

ejercicio 33
=> Gebruik de frases clave (fuente K p.13) voor opdracht 33

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Escribe en la hoja la traducción de las siguientes frases:
PARA PREGUNTAR
1. Sinds wanneer spreek je Spaans?
2. Wat voor soort kleding vind je niet leuk?
3. Is hij naar de les Spaans geweest?
4. Wat doen jullie nog meer graag?

PARA CONTESTAR
1. Wij houden niet van Nederlands eten. 
2. Sinds vorige week.
3. Zij vinden hotels ook leuk.
4. Ja, met jouw moeder en een vriendin.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive