herhaling hoofdstuk 2

revision ch 2
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

revision ch 2

Slide 1 - Diapositive

de ontkenning
De ontkenning bestaat in het Frans uit twee delen: Je zet het eerste deel van de ontkenning (ne) vóór de persoonsvorm. Het tweede deel van de ontkenning (pas) zet je achter de persoonsvorm. Als de persoonsvorm begint met een klinker of ‘een stomme –h dan verandert ne in n’.

Slide 2 - Diapositive

Maak deze zin ontkennend:
Ik hou niet van groente.

Slide 3 - Question ouverte

Wanneer gebruik je n' bij de ontkenning?

Slide 4 - Question ouverte

werkwoorden op -er
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er. Als je deze letters weghaalt dan houd je de stam van het werkwoord over. Achter de stam komt een uitgang. Je kan de juiste uitgang onthouden door het ezelsbruggetje: Een eskimo eet ons ezeltje en terecht.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Maak de zin af: Nous ...... (parle)
A
Nous parle
B
Nous parlons
C
Nous parlez
D
Nous parles

Slide 7 - Quiz

-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
Je
Tu
Elle/Il
Nous
Vous
Elles/Ils

Slide 8 - Question de remorquage

Welke uitgang hoort bij vous?
A
-ez
B
-ons
C
-e
D
-ent

Slide 9 - Quiz

Welke uitgang hoort bij Elles/Ils?
A
-es
B
-e
C
-ent
D
-ons

Slide 10 - Quiz

Hoe vraag je om de rekening?

Slide 11 - Question ouverte

Hoe zeg je ''bedankt en tot ziens'' in het Frans?
A
Au revoir
B
S'il vous plait
C
De rien et au revoir
D
Merci et au revoir

Slide 12 - Quiz

Dat is hier
Alstublieft
Ober, de kaart alstublieft.
C'est ici
Voila
Monsieur, la carte s'il vous plait.

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is ''duur'' in het Frans?
A
cher
B
bon
C
merci
D
glace

Slide 14 - Quiz

Wat is ''het ijsje'' in het Frans?
A
la table
B
venir
C
la glace
D
la viande

Slide 15 - Quiz

Wat is ''jij kunt'' in het Frans?
A
Tu as
B
Tu peux
C
Tu es
D
Je voudrais

Slide 16 - Quiz

avoir en être
Avoir en être zijn onregelmatige werkwoorden. Dat betekent dat ze niet zoals andere werkwoorden vervoegd kunnen worden. Avoir en être eindigen niet op -er dus dan kan je ook niet de goede uitgang erachter plakken. Daarom zijn ze onregelmatig.

Slide 17 - Diapositive

Waarom zijn être en avoir onregelmatig?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe zeg je ''Ik ben'' in het Frans?
A
Je suis
B
Tu es
C
J'ai
D
Elles sont

Slide 19 - Quiz

être
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Il/Elle
Nous
Vous
Ils/Elles

Slide 20 - Question de remorquage

Hoe zeg je ''Ik heb'' in het Frans?
A
Je suis
B
J'ai
C
Tu as
D
Vous êtes

Slide 21 - Quiz