argumentatiestructuren 2023 2024

Betoog
Doel: overtuigen van de lezer/ luisteraar
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Betoog
Doel: overtuigen van de lezer/ luisteraar

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Cursus 6: H2-Argumentatiestructuren 

Slide 3 - Diapositive

Theorie: argumentatiestructuren 
Nieuw Nederlands
-Standpunt, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen (vanaf p.192)
-Argumentatiestructuren (vanaf p. 196)
-Argumentatieschema's  (vanaf p. 205)

Slide 4 - Diapositive

Theorie argumentatiestructuren 

Slide 5 - Diapositive

5 argumentatiestructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie
  5. Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 6 - Diapositive

1) Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES
                                                               ⇑ signaalwoorden: want / omdat /                                           aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

2) Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

3) Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

5) nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden met onderschikkende argumenten (subargumenten).

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Oefenen

Slide 16 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 18 - Quiz

De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 19 - Quiz

Het Vechtdal College is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Bekijk het volgende filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Welke 'stelling' kan je uit het verhaal van Lubach halen.

Slide 24 - Question ouverte

Waarom gebruiken we hier niet de stelling : 'Moeten we misschien niet iets minder vlees eten?'
A
Deze stelling is te lang
B
Een stelling moet een mededelende zin zijn
C
Deze stelling is niet precies genoeg
D
Een stelling moet altijd in eigen woorden worden weergegeven

Slide 25 - Quiz

Welke drie hoofdargumenten gebruikt hij voor het onderbouwen van zijn stelling?

Slide 26 - Question ouverte

Bij welk hoofdargument(en) maakt hij gebruik van subargumenten?

Slide 27 - Question ouverte