argumentatiestructuren en soorten argumenten

Argumentatiestructuren [67] en soorten argumenten [65] 

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Argumentatiestructuren [67] en soorten argumenten [65] 

Slide 1 - Diapositive

Theorie: argumentatiestructuren en soorten argumenten
Op niveau:
-[63] Standpunt, argumenten en argumentatie -Argumenteren, beoordelen (vanaf p. 218)
-[66] Opbouw van argumentatie (vanaf p. 222)
-[67] Argumentatiestructuur (vanaf p. 224)
-[68] Basisschema's voor argumentatie (vanaf p. 225)
-[65] Soorten argumenten (vanaf p. 220)

Slide 2 - Diapositive

3 argumentatiestructuren
  1. enkelvoudige argumentatie
  2. nevenschikkende argumentatie (afhankelijk en onafhankelijk)
  3. onderschikkende argumentatie

Slide 3 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES
                                                               ⇑ signaalwoorden: want / omdat /                                           aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 4 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 5 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 6 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument (ketenargumentatie).

Slide 7 - Diapositive

combinatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden met onderschikkende argumenten (subargumenten).

Slide 8 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 10 - Quiz

De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 11 - Quiz

Het Vechtdal College is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Welke 'stelling' kan je uit het verhaal van Lubach halen.

Slide 14 - Question ouverte

Waarom gebruiken we hier niet de stelling : 'Moeten we misschien niet iets minder vlees eten?'
A
Deze stelling is te lang
B
Een stelling moet een mededelende zin zijn
C
Deze stelling is niet precies genoeg
D
Een stelling moet altijd in eigen woorden worden weergegeven

Slide 15 - Quiz

Welke drie hoofdargumenten gebruikt hij voor het onderbouwen van zijn stelling?

Slide 16 - Question ouverte

Bij welk hoofdargument(en) maakt hij gebruik van subargumenten?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Theorie: soorten argumenten 
Op niveau paragraaf [65] vanaf p. 220

Slide 19 - Diapositive

Verschillende soorten argumenten
1.controleerbare  feiten of onderzoek
2. ervaring (emperisch argument)
3. gezag of autoriteit
4. vergelijking (analogie)
5. voorbeelden
6. nuttige of gewenste gevolgen
7. ongewenste gevolgen
8.veronderstelling of vermoedens
9.persoonlijke overtuigiong of geloof (moreel argument)
10. emoties (emotioneel argument) 

Slide 20 - Diapositive

Controleerbare feiten of onderzoek
Je moet 1,5 meter afstand houden om de verspreiding van het nieuwe coronavirus te voorkomen. Uit onderzoek blijkt dat virussen na een hoest ongeveer een meter afstand afleggen in de lucht. 

Slide 21 - Diapositive

Ervaring (emperisch argument)
Ik zou momenteel niet naar het Amsterdam gaan. Ik ben daar de afgelopen week drie keer geweest en je ziet dat mensen geen 1,5 meter afstand van elkaar houden.

Slide 22 - Diapositive

Gezag of autoriteit
Een mondkapje gebruiken tegen het coronavirus is volgens Jaap van Dissel alleen handig wanneer je precies weet hoe je het kapje moet gebruiken.

Slide 23 - Diapositive

Vergelijking (analogie)
Een heel land in isolatie plaatsen is helemaal niet nodig. Kijk maar naar Zweden, daar leeft iedereen gewoon door en dat gaat goed.

Slide 24 - Diapositive

Voorbeelden
Nooit meer een 1,5 meter afstand houden. Nooit meer verplicht thuis blijven. Dat zou prachtig zijn. Waneer er een vaccin tegen corona is, laat ik me direct inenten.

Slide 25 - Diapositive

Nuttige of gewenste gevolgen
De maximumsnelheid op de Nederlandse snelwegen moet omlaag. Dat zorgt voor aanzienlijk minder stikstof in de lucht. 

Slide 26 - Diapositive

Ongewenste gevolgen
Je moet niet harder dan 130 kilometer per uur rijden op de snelweg, want dan krijg je een hoge stikstof uitstoot.

Slide 27 - Diapositive

Veronderstellingen of vermoedens
Stacy zit volgens mij volgend jaar helemaal niet in Australië. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat ze dit jaar slaagt voor haar examens. 

Slide 28 - Diapositive

Persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)
Mensen moeten geen vlees eten van dieren. Dieren zijn ook levende wezens, die recht hebben op een leven zonder pijn.

Slide 29 - Diapositive

Emoties (emotioneel argument)
Die documentaire op Netflix over de bestrijding van een pandemie was hoopgevend. Het voelde als iets wat nu ook speelt en te bestrijden is.

Slide 30 - Diapositive

Noteer de mening/ het standpunt

Slide 31 - Question ouverte

Noteer het argument

Slide 32 - Question ouverte

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:f
A
controleerbare feiten of onderzoek
B
gezag og autoriteit
C
persoonlijke overtuiging of geloof (moreel argument)
D
ongewenste gevolgen

Slide 33 - Quiz

Noteer de mening

Slide 34 - Question ouverte

Noteer het argument

Slide 35 - Question ouverte

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:
A
controleerbare feiten of onderzoek
B
gezag of autoriteit (gezagsargument)
C
nuttige of gewenste gevolgen
D
veronderstelling of vermoedens

Slide 36 - Quiz

Noteer de mening/ het standpunt

Slide 37 - Question ouverte

Noteer het argument

Slide 38 - Question ouverte

Van welke argumentatie is hier sprake? Kies uit argumentatie op basis van:
A
gezag of autoriteits (gezagsargument)
B
nuttige of gewenste gevolgen
C
veronderstelling of vermoedens
D
controleerbare feiten of onderzoek

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Vidéo

De stelling luidt.....

Slide 41 - Diapositive

Soorten argumenten (vanaf p. 220)
Evlon:.............................
Abdulah:.........................
Thomas:...........................
Lot:....................................
Suzav:..............................
Grietje:.............................
David:...............................

Slide 42 - Diapositive