Elektriciteit 4.4 Vermogen

Elektriciteit 4.4 vermogen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Elektriciteit 4.4 vermogen

Slide 1 - Diapositive

leerdoelen paragraaf 4
Je kunt aan het einde van de les:
Vermogen uitleggen.
Vermogen berekenen.
Symbolen voor lampje, schakelaar, batterij, stroomdraad, voltmeter en ampèremeter herkennen en benoemen.

Slide 2 - Diapositive

4.4 Vermogen
  • Wat is vemogen?
  • Vermogen van apparaten.
  • Vermogen berekenen

Slide 3 - Diapositive

Vermogen - typeplaatje

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Formule

vermogen = spanning x stroomsterkte

P = U x I

Slide 8 - Diapositive

Vermogen berekenen
Het was je misschien al opgevallen: 
X (keer of maal) wordt soms ook geschreven als een . (een punt). Gek he?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Je ziet een fietslamp, een horloge en een oven. Plaats de apparaten in het juiste vak.
minste vermogen
grootste vermogen
gemiddeld vermogen

Slide 11 - Question de remorquage

Vermogen =
X
......................
........................
Tijd
energie
Stroomsterkte
Spanning

Slide 12 - Question de remorquage

Zet op volgorde van toenemend vermogen

Slide 13 - Question de remorquage

Verbindt de grootheden met de juiste eenheden.
Watt
Volt
Joule
Ampère
Spanning
Energie
Stroom sterkte
Vermogen

Slide 14 - Question de remorquage

Wat is Watt?
A
Grootheid van het vermogen
B
Eenheid van de spanning
C
Grootheid van de spanning
D
Eenheid van het vermogen

Slide 15 - Quiz

Waarin meet je spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 16 - Quiz

Waarin meet je stroomsterkte?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 17 - Quiz

Wat is het vermogen van een lamp?

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Hoofdstuk 4 in snelvaart
Stroomsterkte (ampère) is hoeveel elektrische deeltjes (elektronen) er per seconde door een draad stromen. 

Spanning (volt) is de 'duwkracht' die deze elektronen vooruit duwt. 

Vermogen (watt) geeft aan hoeveel energie per seconde wordt gebruikt en is het product van stroomsterkte en spanning. 

Je kunt het vergelijken met water in een tuinslang: stroomsterkte is de hoeveelheid water die door de slang gaat, spanning is de druk waarmee het water eruit komt, en vermogen is hoeveel waterkracht je krijgt om bijvoorbeeld een watermolen te laten draaien.

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag!
t/m paragraaf 4
De normale opdrachten maken en nakijken in je werkboek

Experts
ster-opdrachten

Klaar? Oefenen:
- Quizlet klik hier
- D-toets (online boek -> Afsluiting)

Slide 21 - Diapositive